Eerst zal ik even uitleggen wat een sociogram inhoudt. Sociometics (het programma achter een sociogram) maakt het mogelijk om sociale verbindingen en relaties die in een groep, klas of team spelen zichtbaar te maken. Heldere rapportages op basis van het Sociogram geven de totale groepscohesie en onderlinge aantrekking en afstoting tussen groepsleden weer.
Eerst heb ik aan alle kinderen uitgelegd dat alles wat ze bij deze test invullen in vertrouwen blijft. Ik deel het met niemand, en zal hierdoor de kinderen nooit bij naam noemen bij het weergeven van deze resultaten.
De kinderen moesten vier vraagjes invullen, waarbij ze elke keer drie namen moesten invullen. De vragen die gesteld zijn: met wie speel je graag?; met wie speel je minder graag?; met wie werk je graag samen?; met wie werk je minder graag samen?
Over het algemeen kun je wel merken dat de leerlingen het liefst met hun leeftijdsgenootjes omgaan, groep vijf en zes gaan wel met elkaar om, maar als ze dan echt moeten kiezen gaan ze liever voor hun eigen jaar. Er wordt vaak positief voor elkaar gekozen. Dit betekent dus dat leerlingen iemand kiezen, die hen ook terug kiest.
Met negatief kiezen zijn er een aantal leerlingen die vaak worden gekozen. Een daarvan is R. Dit komt door de wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerkt, en gaat hij zitten mokken. Gelukkig wordt R. ook positief gekozen, helaas niet zo vaak. R. wordt vaker positief gekozen bij het spelen dan bij het samenwerken.
Iemand die ook vaak negatief gekozen word is L. L. is een eerlijke jongen die misschien soms iets te eerlijk is. Deze jongen heeft ADHD, en dat kan voor sommige ook niet zo fijn samenwerken zijn. L. wordt wel weer vaker gekozen bij het spelen. Hierin is hij erg actief en fantasierijk en dat vinden kinderen juist leuk.
Iemand die vaak wordt gekozen is S. S. is een sociale jongen, die graag vrienden om zich heen heeft. Hij gaat gemakkelijk een gesprek met iemand aan, en is niet egoïstisch. Ik vind het daarom ook niet gek dat hij zo vaak is gekozen.
Iemand anders die ook vaak is gekozen is H. H. is een rustige, behulpzame jongen. Hij maakt zich niet snel druk, en droomt een beetje tijdens het werken. Het verbaast me dat H. zo vaak gekozen is, omdat hij erg rustig is. En niet zo opvallend en aanwezig is als S.
Gelukkig is ieder kind een keer positief gekozen en kunnen we niet echt spreken van een duidelijk buitenbeentje. Ook kunnen we niet spreken van iemand die pest en de baas speelt in de klas. Integendeel de meeste keer positief gekozen is acht keer, en dit aan een sociale, behulpzame jongen.
R. zit zichzelf een beetje in de weg. Hij weet niet wat hij met zichzelf aanmoet, en na de kleinste gebeurtenis kan hij helemaal doordraaien, en vervolgens alleen maar zitten mokken.
Iemand die positief/negatief voor elkaar kiezen zijn de meiden E. en F. Positief/negatief voor elkaar kiezen is dat de ene persoon positief voor de ander kiest, maar de ander juist negatief voor de een. E. kiest dus twee keer voor iemand die negatief voor jou haar kiezen. E. vindt haar plekje wel in de klas, maar spreekt niet af buiten school met klasgenootjes.
Over het algemeen kun je dus zeggen, dat er geen gemene leiders zijn. De leiders die er zijn betrekken ieder kind bij de groep. Dit komt ook omdat de leraren van de klas veel aan het sociale klimaat in de klas doen. Pauzes napraten, veel aandacht besteden aan wat er gebeurt buiten school, en ook de persoonlijke gesprekjes. Als er ruzie is, dan wordt dat meteen met de hele klas uitgesproken en er worden afspraken gemaakt.
Ik vind het fijn om als stagaire in een klas te staan, waar zo veel aandacht wordt besteed aan het sociale klimaat in de klas. Dit ga ik zeker meenemen in mijn eigen lesgeven.
Eerst heb ik aan alle kinderen uitgelegd dat alles wat ze bij deze test invullen in vertrouwen blijft. Ik deel het met niemand, en zal hierdoor de kinderen nooit bij naam noemen bij het weergeven van deze resultaten.
De kinderen moesten vier vraagjes invullen, waarbij ze elke keer drie namen moesten invullen. De vragen die gesteld zijn: met wie speel je graag?; met wie speel je minder graag?; met wie werk je graag samen?; met wie werk je minder graag samen?
Over het algemeen kun je wel merken dat de leerlingen het liefst met hun leeftijdsgenootjes omgaan, groep vijf en zes gaan wel met elkaar om, maar als ze dan echt moeten kiezen gaan ze liever voor hun eigen jaar. Er wordt vaak positief voor elkaar gekozen. Dit betekent dus dat leerlingen iemand kiezen, die hen ook terug kiest.
Met negatief kiezen zijn er een aantal leerlingen die vaak worden gekozen. Een daarvan is R. Dit komt door de wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerkt, en gaat hij zitten mokken. Gelukkig wordt R. ook positief gekozen, helaas niet zo vaak. R. wordt vaker positief gekozen bij het spelen dan bij het samenwerken.
Iemand die ook vaak negatief gekozen word is L. L. is een eerlijke jongen die misschien soms iets te eerlijk is. Deze jongen heeft ADHD, en dat kan voor sommige ook niet zo fijn samenwerken zijn. L. wordt wel weer vaker gekozen bij het spelen. Hierin is hij erg actief en fantasierijk en dat vinden kinderen juist leuk.
Iemand die vaak wordt gekozen is S. S. is een sociale jongen, die graag vrienden om zich heen heeft. Hij gaat gemakkelijk een gesprek met iemand aan, en is niet egoïstisch. Ik vind het daarom ook niet gek dat hij zo vaak is gekozen.
Iemand anders die ook vaak is gekozen is H. H. is een rustige, behulpzame jongen. Hij maakt zich niet snel druk, en droomt een beetje tijdens het werken. Het verbaast me dat H. zo vaak gekozen is, omdat hij erg rustig is. En niet zo opvallend en aanwezig is als S.
Gelukkig is ieder kind een keer positief gekozen en kunnen we niet echt spreken van een duidelijk buitenbeentje. Ook kunnen we niet spreken van iemand die pest en de baas speelt in de klas. Integendeel de meeste keer positief gekozen is acht keer, en dit aan een sociale, behulpzame jongen.
R. zit zichzelf een beetje in de weg. Hij weet niet wat hij met zichzelf aanmoet, en na de kleinste gebeurtenis kan hij helemaal doordraaien, en vervolgens alleen maar zitten mokken.
Iemand die positief/negatief voor elkaar kiezen zijn de meiden E. en F. Positief/negatief voor elkaar kiezen is dat de ene persoon positief voor de ander kiest, maar de ander juist negatief voor de een. E. kiest dus twee keer voor iemand die negatief voor jou haar kiezen. E. vindt haar plekje wel in de klas, maar spreekt niet af buiten school met klasgenootjes.
Over het algemeen kun je dus zeggen, dat er geen gemene leiders zijn. De leiders die er zijn betrekken ieder kind bij de groep. Dit komt ook omdat de leraren van de klas veel aan het sociale klimaat in de klas doen. Pauzes napraten, veel aandacht besteden aan wat er gebeurt buiten school, en ook de persoonlijke gesprekjes. Als er ruzie is, dan wordt dat meteen met de hele klas uitgesproken en er worden afspraken gemaakt.
Ik vind het fijn om als stagaire in een klas te staan, waar zo veel aandacht wordt besteed aan het sociale klimaat in de klas. Dit ga ik zeker meenemen in mijn eigen lesgeven.