Aan het eind van het jaar moet je aan een aantal competenties voldoen, competenties die een goede leerkracht aan het eind van de p-fase moet kunnen/kennen. 'Hoofdfasebekwaam' noemen ze dat. Deze competenties kun je hier bekijken.
Bij dit OGP zijn een aantal doelen gesteld die eigenlijk goed moet beheersen aan het eind van het jaar, we focussen ons dan heel erg op deze doelen, deze zijn dan elk kwartaal anders.
Ik heb ook een sterkte/zwakte analyse vooraf aan OGP 3 gemaakt, deze kun je vinden door op het woordje link te klikken.
We zijn nu net over de helft van het jaar, bijna klaar met deze opdracht en ik was heel benieuwd waar ik stond wat betreft de doelen. Ik heb mijn reflecties erbij gepakt en alle + en - doelen onder elkaar gezet. Hierdoor kon ik precies zien welke doelen ik al beheers en aan welke ik nog moet werken.
De groene onderstreepte zinnen beheers ik al, en de rode onderstreepte dingen ben ik mee aan de slag. Ik streef erna om alle doelen groen onderstreept te laten worden, zodat ik hoofdfasebekwaam zal zijn aan het eind van het jaar.
Omgaan met de groep
a)Je bent in staat de regels in de groep te bespreken en deze op een juiste manier te hanteren.
Ik ben open en eerlijk naar de kinderen toe, de kinderen weten wat ze kunnen verwachten van mij met betrekking tot regels en afspraken. Ik herhaal de regels niet alleen, dit laat ik ook merken aan mijn houding ten opzichte van de klas.
b)Je bent in staat overgangen tussen leeractiviteiten goed te organiseren en gericht te begeleiden.
Aan het begin van deze periode had ik nog nooit een overgang tussen een les gegeven, ik kreeg hier niet alleen de ruimte niet voor, dit was me qua onoverzichtelijkheid ook nog te veel op dat moment. De laatste twee keer stage heb ik een aantal keer een lesovergang mogen doen, bijvoorbeeld na de kleine tot de pauze tot de grote pauze. Ik heb dit puntje nog niet groen gekleurd, omdat ik dit nu wel al een aantal keer heb gedaan, maar nog niet helemaal perfect beheers.
c)Je bent in staat leiding te geven aan groepsprocessen en deze, waar nodig, op een correcte manier bij te sturen.
Toen er gestolen was in de klas, heb ik samen met Petra eerst besproken wat we eraan zouden gaan doen, en vervolgens heb ik de activiteit geleid. Stelen in de klas was wel een belangrijke groepsgebeurtenis, dit breekt de klassensfeer eerst heel even af, en als het opgelost is, is de groep enorm gegroeid.
d)Je bent in staat een constructieve interactie aan te gaan met de groep met het oog op een (sociaal-emotioneel) veilige leeromgeving.
Ik durf met de kinderen wel nieuwe werkvormen aan te gaan, zodat het klassenklimaat verbetert, zoals verschillende coöperatieve werkvormen, als het invoeren van tutorlezen, dictweetjes aanpassen, of het invoeren van niveaugroepen. Kinderen leren veel van samenwerken met klasgenootjes, en ook groepsoverstijgend werken creëert zelfverzekerdheid. Ik kan dit puntje nog niet helemaal groen kleren, omdat ik dit niet helemaal alleen heb georganiseerd, dit alles was in hulp van Inge of Petra.
Didactisch handelen
e)Je bent in staat leerdoelen te formuleren die zijn afgestemd op en sturend voor de (vakspecifieke) ontwikkeling van kinderen op dat moment.
Van mijn docent natuur kreeg ik hier laatst bij het consultatiemoment nog een compliment over. Van de vier lesvoorbereidingen die ik heb gezien, vond ik jou leerdoelen het best beschreven: specifiek, duidelijk en in goede volgorde.
f)Je bent in staat leeractiviteiten te ontwerpen die zijn afgestemd op de groep aansluitend bij vakdidactiek en doelen van de les.
Voor mijn natuuronderwijs les over knollen en bollen had ik bijvoorbeeld een opdrachtenboekje gemaakt van 8 pagina's, en volgens mijn werkplekbegeleider prima afgestemd op de doelen en het niveau van de kinderen.
g)Je bent in staat leeractiviteiten te ontwerpen waarin samenwerkend leren expliciet plek heeft.
Bij dit OGP kwam coöperatief leren sterk naar voren. Ook al waren de kinderen nog niet gewend om met coöperatief leren te werken, als ik duidelijk uitlegde wat we gingen doen en de samenwerkingsvorm gestructureerd toepaste werd dit toch een succes. niet alleen omdat ik het duidelijk bracht, maar ook omdat ze het vooral heel leuk vonden om samen te werken. Dit komt omdat ze dit niet gewend zijn, omdat ze heel vaak individualistisch te werk gaan, dit komt door het montessoriprincipe.
h)Je bent in staat leeractiviteiten te begeleiden op een wijze dat kinderen worden uitgedaagd om te leren.
Omdat ik een combinatieklas werk moet je er al voor zorgen dat je twee verschillende niveau's in je lessen meeneemt. Toen ik bijvoorbeeld alleen groep vier een les moest geven, was ik al gewend om met niveaugroepen te werken en paste dat dit bij die les weer toe. De kinderen die vooruit lopen kregen een steropdracht erbij, de kinderen die een 'normale ontwikkeling' met betrekking tot het vak rekenen hebben kregen de standaardopdrachten, en de kinderen die moeite hebben met rekenen krijgen alleen de basisopdrachten. Het is belangrijk om een kind niet veel of te weinig werk te geven, zodat het uitdagend blijft. Ook hou je het voor het kind uitdagend als je niet altijd op een theoretische manier aan het leren bent. Ik probeer zoveel mogelijk praktijkervaringen op te doen met het kind op elk vakgebied zodat het uitdagend blijft om te leren. Dit heb ik tot nu toe bijna in al mijn lessen gedaan.
Reflectie en ontwikkeling
i)Je bent in staat om ontwikkelingsgerichte feedback te geven, te ontvangen en te waarderen.
In het begin had ik moeite om feedback te ontvangen. 'Vonden ze me dan niet aardig?' Terwijl ik zelf altijd vond dat ik eerlijk en open was, kwam het voor anderen misschien iets te direct. Ik heb geleerd om op een goed onderbouwde manier feedback te geven, en met een open houding feedback te ontvangen.
j)Je bent in staat opbrengsten en kwaliteit vaan leeractiviteiten met collega’s te bespreken.
Hoe vond Inge de geschiedenisles gaan? Dit vind ik misschien nog wel belangrijker, dan wat mijn eigen gevoel zegt. Ik weet van mezelf dat ik graag bevestiging wil van mensen op mijn producten, dit maakt me zelfverzekerder.
k)Je bent in staat te rapporteren over de eigen ontwikkeling
Als ik eenmaal een begin heb gemaakt, dan lukt het wel om een goede reflectie te schrijven, Maar ik vind het heel lastig om het begin te maken, ik neig vaak naar de mening van mijn werkplekbegeleider toe. Vaak ben ik het ook wel met haar eens, maar ik zou heel graag mijn eigen mening willen en kunnen formuleren.
Bij dit OGP zijn een aantal doelen gesteld die eigenlijk goed moet beheersen aan het eind van het jaar, we focussen ons dan heel erg op deze doelen, deze zijn dan elk kwartaal anders.
Ik heb ook een sterkte/zwakte analyse vooraf aan OGP 3 gemaakt, deze kun je vinden door op het woordje link te klikken.
We zijn nu net over de helft van het jaar, bijna klaar met deze opdracht en ik was heel benieuwd waar ik stond wat betreft de doelen. Ik heb mijn reflecties erbij gepakt en alle + en - doelen onder elkaar gezet. Hierdoor kon ik precies zien welke doelen ik al beheers en aan welke ik nog moet werken.
De groene onderstreepte zinnen beheers ik al, en de rode onderstreepte dingen ben ik mee aan de slag. Ik streef erna om alle doelen groen onderstreept te laten worden, zodat ik hoofdfasebekwaam zal zijn aan het eind van het jaar.
Omgaan met de groep
a)Je bent in staat de regels in de groep te bespreken en deze op een juiste manier te hanteren.
Ik ben open en eerlijk naar de kinderen toe, de kinderen weten wat ze kunnen verwachten van mij met betrekking tot regels en afspraken. Ik herhaal de regels niet alleen, dit laat ik ook merken aan mijn houding ten opzichte van de klas.
b)Je bent in staat overgangen tussen leeractiviteiten goed te organiseren en gericht te begeleiden.
Aan het begin van deze periode had ik nog nooit een overgang tussen een les gegeven, ik kreeg hier niet alleen de ruimte niet voor, dit was me qua onoverzichtelijkheid ook nog te veel op dat moment. De laatste twee keer stage heb ik een aantal keer een lesovergang mogen doen, bijvoorbeeld na de kleine tot de pauze tot de grote pauze. Ik heb dit puntje nog niet groen gekleurd, omdat ik dit nu wel al een aantal keer heb gedaan, maar nog niet helemaal perfect beheers.
c)Je bent in staat leiding te geven aan groepsprocessen en deze, waar nodig, op een correcte manier bij te sturen.
Toen er gestolen was in de klas, heb ik samen met Petra eerst besproken wat we eraan zouden gaan doen, en vervolgens heb ik de activiteit geleid. Stelen in de klas was wel een belangrijke groepsgebeurtenis, dit breekt de klassensfeer eerst heel even af, en als het opgelost is, is de groep enorm gegroeid.
d)Je bent in staat een constructieve interactie aan te gaan met de groep met het oog op een (sociaal-emotioneel) veilige leeromgeving.
Ik durf met de kinderen wel nieuwe werkvormen aan te gaan, zodat het klassenklimaat verbetert, zoals verschillende coöperatieve werkvormen, als het invoeren van tutorlezen, dictweetjes aanpassen, of het invoeren van niveaugroepen. Kinderen leren veel van samenwerken met klasgenootjes, en ook groepsoverstijgend werken creëert zelfverzekerdheid. Ik kan dit puntje nog niet helemaal groen kleren, omdat ik dit niet helemaal alleen heb georganiseerd, dit alles was in hulp van Inge of Petra.
Didactisch handelen
e)Je bent in staat leerdoelen te formuleren die zijn afgestemd op en sturend voor de (vakspecifieke) ontwikkeling van kinderen op dat moment.
Van mijn docent natuur kreeg ik hier laatst bij het consultatiemoment nog een compliment over. Van de vier lesvoorbereidingen die ik heb gezien, vond ik jou leerdoelen het best beschreven: specifiek, duidelijk en in goede volgorde.
f)Je bent in staat leeractiviteiten te ontwerpen die zijn afgestemd op de groep aansluitend bij vakdidactiek en doelen van de les.
Voor mijn natuuronderwijs les over knollen en bollen had ik bijvoorbeeld een opdrachtenboekje gemaakt van 8 pagina's, en volgens mijn werkplekbegeleider prima afgestemd op de doelen en het niveau van de kinderen.
g)Je bent in staat leeractiviteiten te ontwerpen waarin samenwerkend leren expliciet plek heeft.
Bij dit OGP kwam coöperatief leren sterk naar voren. Ook al waren de kinderen nog niet gewend om met coöperatief leren te werken, als ik duidelijk uitlegde wat we gingen doen en de samenwerkingsvorm gestructureerd toepaste werd dit toch een succes. niet alleen omdat ik het duidelijk bracht, maar ook omdat ze het vooral heel leuk vonden om samen te werken. Dit komt omdat ze dit niet gewend zijn, omdat ze heel vaak individualistisch te werk gaan, dit komt door het montessoriprincipe.
h)Je bent in staat leeractiviteiten te begeleiden op een wijze dat kinderen worden uitgedaagd om te leren.
Omdat ik een combinatieklas werk moet je er al voor zorgen dat je twee verschillende niveau's in je lessen meeneemt. Toen ik bijvoorbeeld alleen groep vier een les moest geven, was ik al gewend om met niveaugroepen te werken en paste dat dit bij die les weer toe. De kinderen die vooruit lopen kregen een steropdracht erbij, de kinderen die een 'normale ontwikkeling' met betrekking tot het vak rekenen hebben kregen de standaardopdrachten, en de kinderen die moeite hebben met rekenen krijgen alleen de basisopdrachten. Het is belangrijk om een kind niet veel of te weinig werk te geven, zodat het uitdagend blijft. Ook hou je het voor het kind uitdagend als je niet altijd op een theoretische manier aan het leren bent. Ik probeer zoveel mogelijk praktijkervaringen op te doen met het kind op elk vakgebied zodat het uitdagend blijft om te leren. Dit heb ik tot nu toe bijna in al mijn lessen gedaan.
Reflectie en ontwikkeling
i)Je bent in staat om ontwikkelingsgerichte feedback te geven, te ontvangen en te waarderen.
In het begin had ik moeite om feedback te ontvangen. 'Vonden ze me dan niet aardig?' Terwijl ik zelf altijd vond dat ik eerlijk en open was, kwam het voor anderen misschien iets te direct. Ik heb geleerd om op een goed onderbouwde manier feedback te geven, en met een open houding feedback te ontvangen.
j)Je bent in staat opbrengsten en kwaliteit vaan leeractiviteiten met collega’s te bespreken.
Hoe vond Inge de geschiedenisles gaan? Dit vind ik misschien nog wel belangrijker, dan wat mijn eigen gevoel zegt. Ik weet van mezelf dat ik graag bevestiging wil van mensen op mijn producten, dit maakt me zelfverzekerder.
k)Je bent in staat te rapporteren over de eigen ontwikkeling
Als ik eenmaal een begin heb gemaakt, dan lukt het wel om een goede reflectie te schrijven, Maar ik vind het heel lastig om het begin te maken, ik neig vaak naar de mening van mijn werkplekbegeleider toe. Vaak ben ik het ook wel met haar eens, maar ik zou heel graag mijn eigen mening willen en kunnen formuleren.