bijlage_1_feedbackmoment_ppo_m_b_v__kijkwijzer_ppo_kritische_analyse_1.docx |
0 Comments
Ik heb zojuist een typering geschreven, hierin heb ik staan in wat voor groep ik stage loop. Zoals de groepjes in de klas, de normen en waarden en sociaal sterke en zwakke kinderen. Uit deze typering komt de conclusie dat de groep uit vier grote groepen bestaat, dat de normen/waarden zelfstandigheid en respect als positief punt naar voren komen. Dat er grote cognitieve verschillen zijn, en dat er 1 groepsleider is, met een duidelijke volger. Opbouw Wat ga ik nu in mijn analyse schrijven: ik trek conclusies aan de hand van mijn typering, welke doelen ik wil bereiken met de groep zo 'smart' mogelijk, ik geef aan waarom ik deze doelen zo belangrijk vind, welke werkvormen ik ga hanteren in mijn lessen en onderbouw waarom ik nou net deze werkvormen inzet. Conclusies typering - Globaal vier grote groepen in de klas, waaronder twee jongens en twee meisjesgroepen. - Respect voor elkaar en zelfstandigheid komen als norm/waarde erg naar voren. - Behulpzaamheid en zelfbeheersing komen als norm/waarde minder naar voren. - De sfeer in de klas is positief, haalbare wederzijdse verwachtingen - Zowel sociaal als cognitief zijn er grote verschillen, Doelen - behulpzaamheid verhogen; wennen om in groepjes te werken, en hiermee de kinderen laten inzien dat samenwerken, helpen heel leuk en leerzaam is. - zelfbeheersing kweken; zorgt voor rust in de klas en een veilige omgeving voor ieder kind. - zwak-sterke leerlingen op eigen niveau laten werken; waardoor je onrust bij beide voorkomt, en er een stabiele sfeer ontstaat. Hoe ga ik de behulpzaamheid verhogen: - de kinderen laten samenwerken in verschillende aantallen, zodat ze wennen aan verschillende samenstellingen en dus ook aan verschillende persoonlijkheden. En dat ze het leuk gaan vinden om samen te werken. En niet steeds alleen met een vast maatje, ze moeten met de hele groep kunnen opschieten. De vormen die ik ga inzetten zijn: - voor jezelf (beeldende vorming) - tweetallen (practicum natuur) - tafelgroepjes (les geschiedenis + taal) - drietallen (les rekenen) - splitsen in tweeën van de klas (muziek) - met de hele klas (levensbeschouwing) Hierdoor leren de kinderen om niet alleen zelfstandig aan het werk te zijn, maar ook om met andere samen te werken en te overleggen. ->Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Coutinho “De meeste leerkrachten zullen niveaugroepen een tijdelijk karakter geven, zodat de samenstelling van de groepen steeds wisselen”. Hoe ga ik zelfbeheersing kweken: (het in bedwang houden van eigen gevoelens, zoals emoties of kwaadheid; de beheersing van het eigen gedrag) - duidelijke regels en grenzen stellen Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Coutinho. Een leerkracht die regels consequent zelf naleeft en handhaaft, zal merken dat ze snel insluiten en routine worden - maatregelen nemen wanneer er niet geluisterd word ( 3x genoemd, aan je weektaak werken, zijn ze bezig aan de weektaak, dan in de stiltehoek werken). - mijn mimiek aanpassen aan de bedoeling waarmee iets gezegd moet worden - gevoelens niet laten opkroppen, maar als een kind zijn gevoelens/mening over iets kwijt wil, hier de tijd voor nemen. Hierdoor voorkom je de 'laatste druppel', en ontstaat zelfbeheersing. Dit pas ik zo bij iedere les die ik geef toe, waardoor er voor de kinderen duidelijkheid is. En als er duidelijkheid is, is er rust. -> Als de relatie tussen de opvoeder (leerkracht) en het kind op wederzijds vertrouwen is gebaseerd, zal een kind ook bereid zijn zich bij te laten sturen.” Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Coutinho Zowel zwakke als sterke cognitieve leerlingen op hun niveau laten werken Als je zwakke leerlingen te moeilijk werk geeft, worden ze moedeloos, zien ze het niet meer zitten en geven het op. En als een kind het opgeeft, is het niet aan het werk, waardoor je onrust krijgt. Dit is ook zo bij sterke leerlingen, als je ze te makkelijk werk geeft, daag je ze niet uit, waardoor ze zich gaan vervelen en iets anders gaan doen, en hierdoor onrust krijgt. Hoe ga ik dit bereiken: - zwakke leerlingen laten samenwerken met een sterke leerling. De zwakke leerling steekt veel op van de sterke leerling, en de sterke leerling vind het leuk om iemand te begeleiden en krijgt hierdoor zelfvertrouwen. - als er zelfstandig wordt gewerkt, is het de bedoeling dat er ander werk wordt aangeboden, tenzij er al in niveaugroepen wordt gewerkt. -> De mens heeft het vermogen zelf nieuwe dingen te maken op zijn niveau en te bedenken, wat essentieel is voor de ontwikkeling en verandering van hemzelf en de wereld.” Tjerkstra, H. (2011). Meer dan onderwijs. Assen: Van Gorcum. Welke werkvormen wil ik in gaan zetten van het coöperatief leren:
Woordenweb Elk groepje krijgt een vel papier, met een cirkel in het midden. In die cirkel staat het onderwerp. De leerlingen schrijven/tekenen om de beurt iets over het onderwerp. Elk groepslid heeft een eigen kleur pen, zodat de leerkracht achteraf kan zien wat de inbreng van iedere leerling was. Als dat klaar is, geven de leerlingen met pijlen de relaties tussen de begrippen/tekeningen weer. Bij de pijlen mag ook iets geschreven worden. De leerkracht hangt alle woordenwebben op en uit elk groepje mag een leerling hun woordenweb toelichten. Het woordenweb kan op diverse momenten van de les ingezet worden, maar is vooral effectief bij het activeren van de voorkennis. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn: luisteren, overleggen en besluiten nemen. Deze werkvorm heb ik bij taalles ingezet, om de voorkennis over het thema voor het elfje te vergroten. En voor het doel: behulpzaamheid vergroten. De kinderen merken dat het heel leuk kan zijn, om samen te werken, zelfs al ze niet in de rol treden, die ze gewend zijn om in in te nemen. Binnencirkel – buitencirkel De leerlingen vormen twee cirkels. De leerkracht stelt een open vraag, bijvoorbeeld: welke historische persoon vind jij een held, en waarom? De kinderen in de buitencirkel geven antwoord, de kinderen in de binnencirkel luisteren. Daarna geven de kinderen van de binnencirkel hun antwoord. Vervolgens draait de buitencirkel vijf plaatsen door. Dan stelt de leerkracht een nieuwe vraag en geven weer de kinderen in de buitencirkel eerst antwoord. Daarna geven de kinderen van de binnencirkel hun antwoord. Deze werkvorm kan ingezet worden bij begeleide oefening of als zelfstandige verwerking. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn: luisteren en evenredig deelnemen. Deze werkvorm heb ik bij de muziekles ingezet, zodat ze wat ze nu geleerd hebben voor zich zelf een keer herhalen, en aan de ander moeten uitleggen. En voor mijn doel heb ik hem ingezet bij zelfbeheersing. De kinderen mogen hun mening vertellen, wel gecontroleerd en ze moeten evenredig deelnemen. Maar ze mogen wel zeggen wat ze bezig houdt rond het thema, en kunnen hun mening kwijt. Wel leren de kinderen dit op een manier te doen, waarbij je de ander ook laat uitpraten en reageert op de ander. Brainstorm Bij het brainstormen geeft de leerkracht een opdracht aan de groepjes. Een voorbeeld is: Bedenk in drie minuten zoveel mogelijk dingen die je kunt maken van crêpepapier. Ze verzinnen dan in snel tempo ideeën. De leerlingen borduren voort op de ideeën van de andere groepsleden. Elke inbreng is waardevol, ook gekke ideeën. Een van de kinderen is schrijver. Daarna is de klassikale nabespreking van de resultaten. De brainstorm is bruikbaar als oriëntatie of om de voorkennis te activeren. Hij nodigt uit tot creatief denken. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn: luisteren en elkaar de kans geven om inbreng te hebben. Deze vorm wil ik inzetten voor het doel niveauwerken bij geschiedenis. De kinderen gaan brainstormen over: Bedenk zo veel mogelijk dingen die erfgoed zijn. Omdat de ideeën niet perse heel slim hoeven te zijn, maar ook gewoon gek of grappig. Hierdoor kan ieder kan vrij op zijn eigen niveau meedenken met de vraag. De slimme kinderen zullen waarschijnlijk met moeilijke dingen aanzetten, en de zwakkere kinderen waarschijnlijk met gekke dingen, maar dat is helemaal niet erg, dat is juist leuk. En dat leren de kinderen ook van elkaar, dat het leuk is om ook op een andere manier te denken. Ik hoop zo een nog leuke groep te krijgen. Een groep die behulpzaam is, en zelfbeheersing kent. Een groep waar geen enkel kind het gevoel heeft, dat hij er niet bij hoort, omdat hij steeds met anderen werkt in groepjes en dus niet steeds dezelfde positie inneemt.
Dit was de feedback van de PPO docent
Jullie visie op pedagogisch klimaat is helaas NIET goedgekeurd.Je verwijst niet naar theorie. En al helemaal niet volgens apa-normen. Positief is dat jullie het heel concreet maken, met duidelijke voorbeelden hoe het er in praktijk uit zou zien. Ook een helder slot. Heb je gekeken naar de kijkwijzer visie, zoals te zien in netschool? Groet, René van Heugten" We gaan flink aan de slag met deze feedback en een verbeterde versie volgt!
Aan de hand van onze pedagogische visie, hebben wij ook een presentatie gegeven. Tijdens deze presentatie hebben wij onze ideale pedagogische visie van onze droomschool gepresenteerd:
http://juffrouwtessa.weebly.com/11/post/2014/04/pedagogische-vise-groepswerk.html Tijdens deze presentatie hebben wij gebruik gemaakt van Prezi, deze presentatie is hierboven te vinden. Aan het eind van het jaar moet je aan een aantal competenties voldoen, competenties die een goede leerkracht aan het eind van de p-fase moet kunnen/kennen. 'Hoofdfasebekwaam' noemen ze dat. Deze competenties kun je hier bekijken.
Bij dit OGP zijn een aantal doelen gesteld die eigenlijk goed moet beheersen aan het eind van het jaar, we focussen ons dan heel erg op deze doelen, deze zijn dan elk kwartaal anders. Ik heb ook een sterkte/zwakte analyse vooraf aan OGP 3 gemaakt, deze kun je vinden door op het woordje link te klikken. We zijn nu net over de helft van het jaar, bijna klaar met deze opdracht en ik was heel benieuwd waar ik stond wat betreft de doelen. Ik heb mijn reflecties erbij gepakt en alle + en - doelen onder elkaar gezet. Hierdoor kon ik precies zien welke doelen ik al beheers en aan welke ik nog moet werken. De groene onderstreepte zinnen beheers ik al, en de rode onderstreepte dingen ben ik mee aan de slag. Ik streef erna om alle doelen groen onderstreept te laten worden, zodat ik hoofdfasebekwaam zal zijn aan het eind van het jaar. Omgaan met de groep a)Je bent in staat de regels in de groep te bespreken en deze op een juiste manier te hanteren. Ik ben open en eerlijk naar de kinderen toe, de kinderen weten wat ze kunnen verwachten van mij met betrekking tot regels en afspraken. Ik herhaal de regels niet alleen, dit laat ik ook merken aan mijn houding ten opzichte van de klas. b)Je bent in staat overgangen tussen leeractiviteiten goed te organiseren en gericht te begeleiden. Aan het begin van deze periode had ik nog nooit een overgang tussen een les gegeven, ik kreeg hier niet alleen de ruimte niet voor, dit was me qua onoverzichtelijkheid ook nog te veel op dat moment. De laatste twee keer stage heb ik een aantal keer een lesovergang mogen doen, bijvoorbeeld na de kleine tot de pauze tot de grote pauze. Ik heb dit puntje nog niet groen gekleurd, omdat ik dit nu wel al een aantal keer heb gedaan, maar nog niet helemaal perfect beheers. c)Je bent in staat leiding te geven aan groepsprocessen en deze, waar nodig, op een correcte manier bij te sturen. Toen er gestolen was in de klas, heb ik samen met Petra eerst besproken wat we eraan zouden gaan doen, en vervolgens heb ik de activiteit geleid. Stelen in de klas was wel een belangrijke groepsgebeurtenis, dit breekt de klassensfeer eerst heel even af, en als het opgelost is, is de groep enorm gegroeid. d)Je bent in staat een constructieve interactie aan te gaan met de groep met het oog op een (sociaal-emotioneel) veilige leeromgeving. Ik durf met de kinderen wel nieuwe werkvormen aan te gaan, zodat het klassenklimaat verbetert, zoals verschillende coöperatieve werkvormen, als het invoeren van tutorlezen, dictweetjes aanpassen, of het invoeren van niveaugroepen. Kinderen leren veel van samenwerken met klasgenootjes, en ook groepsoverstijgend werken creëert zelfverzekerdheid. Ik kan dit puntje nog niet helemaal groen kleren, omdat ik dit niet helemaal alleen heb georganiseerd, dit alles was in hulp van Inge of Petra. Didactisch handelen e)Je bent in staat leerdoelen te formuleren die zijn afgestemd op en sturend voor de (vakspecifieke) ontwikkeling van kinderen op dat moment. Van mijn docent natuur kreeg ik hier laatst bij het consultatiemoment nog een compliment over. Van de vier lesvoorbereidingen die ik heb gezien, vond ik jou leerdoelen het best beschreven: specifiek, duidelijk en in goede volgorde. f)Je bent in staat leeractiviteiten te ontwerpen die zijn afgestemd op de groep aansluitend bij vakdidactiek en doelen van de les. Voor mijn natuuronderwijs les over knollen en bollen had ik bijvoorbeeld een opdrachtenboekje gemaakt van 8 pagina's, en volgens mijn werkplekbegeleider prima afgestemd op de doelen en het niveau van de kinderen. g)Je bent in staat leeractiviteiten te ontwerpen waarin samenwerkend leren expliciet plek heeft. Bij dit OGP kwam coöperatief leren sterk naar voren. Ook al waren de kinderen nog niet gewend om met coöperatief leren te werken, als ik duidelijk uitlegde wat we gingen doen en de samenwerkingsvorm gestructureerd toepaste werd dit toch een succes. niet alleen omdat ik het duidelijk bracht, maar ook omdat ze het vooral heel leuk vonden om samen te werken. Dit komt omdat ze dit niet gewend zijn, omdat ze heel vaak individualistisch te werk gaan, dit komt door het montessoriprincipe. h)Je bent in staat leeractiviteiten te begeleiden op een wijze dat kinderen worden uitgedaagd om te leren. Omdat ik een combinatieklas werk moet je er al voor zorgen dat je twee verschillende niveau's in je lessen meeneemt. Toen ik bijvoorbeeld alleen groep vier een les moest geven, was ik al gewend om met niveaugroepen te werken en paste dat dit bij die les weer toe. De kinderen die vooruit lopen kregen een steropdracht erbij, de kinderen die een 'normale ontwikkeling' met betrekking tot het vak rekenen hebben kregen de standaardopdrachten, en de kinderen die moeite hebben met rekenen krijgen alleen de basisopdrachten. Het is belangrijk om een kind niet veel of te weinig werk te geven, zodat het uitdagend blijft. Ook hou je het voor het kind uitdagend als je niet altijd op een theoretische manier aan het leren bent. Ik probeer zoveel mogelijk praktijkervaringen op te doen met het kind op elk vakgebied zodat het uitdagend blijft om te leren. Dit heb ik tot nu toe bijna in al mijn lessen gedaan. Reflectie en ontwikkeling i)Je bent in staat om ontwikkelingsgerichte feedback te geven, te ontvangen en te waarderen. In het begin had ik moeite om feedback te ontvangen. 'Vonden ze me dan niet aardig?' Terwijl ik zelf altijd vond dat ik eerlijk en open was, kwam het voor anderen misschien iets te direct. Ik heb geleerd om op een goed onderbouwde manier feedback te geven, en met een open houding feedback te ontvangen. j)Je bent in staat opbrengsten en kwaliteit vaan leeractiviteiten met collega’s te bespreken. Hoe vond Inge de geschiedenisles gaan? Dit vind ik misschien nog wel belangrijker, dan wat mijn eigen gevoel zegt. Ik weet van mezelf dat ik graag bevestiging wil van mensen op mijn producten, dit maakt me zelfverzekerder. k)Je bent in staat te rapporteren over de eigen ontwikkeling Als ik eenmaal een begin heb gemaakt, dan lukt het wel om een goede reflectie te schrijven, Maar ik vind het heel lastig om het begin te maken, ik neig vaak naar de mening van mijn werkplekbegeleider toe. Vaak ben ik het ook wel met haar eens, maar ik zou heel graag mijn eigen mening willen en kunnen formuleren. Wat houdt een typering van een groep in? Ik ga in mijn typering beschrijven hoe deze groep is opgebouwd, wat de leeftijdssamenstellingen zijn, hoe lang de klas een klas is, de groepjes in de klas, de normen en waarden en ik ga de sfeer in de klas beschrijven. Het tweede gedeelte van de typering is de verantwoording, hierin leg ik uit hoe ik tot mijn typering kom. Een voorbeeld is dat ik een sociogram heb afgenomen, waardoor ik de groepjes in de klas beter kon specificeren. Algemeen Ik loop stage in groep 5/6 van de Montessorischool de Trinoom in Eindhoven. In mijn klas zitten 25 kinderen, waarvan 9 meisjes en 16 jongens. Het jongste kind is acht jaar en het oudste kind is elf jaar oud. De rest van de kinderen is tussen de acht en tien jaar oud. Er zitten drie meisjes uit groep zes, en acht jongens uit groep zes, waarvan twee doubleurs. En veertien kinderen uit groep vijf, waarvan zes meisjes en acht jongens. De klas De klas is nog niet zo lang een klas, dit komt door het montessoriprincipe waarbij je ieder jaar van klas wisselt, en waarbij je of met oudere kinderen of met jongere kinderen in de klas komt. Dit zorgt ervoor dat de kinderen leren omgaan met de oudste zijn, en met het jongere kind zijn in de klas. Groepjes Als we het hebben over groepjes in de klas, kun je het globaal hebben over vier grote groepen. Omdat er niet zo veel meiden in de klas zitten, trekken de meiden veel naar elkaar toe. Toch zie je dat er twee groepen zijn: de meisjes van groep zes en de meisjes van groep vijf. De drie meiden van groep zes, hebben allemaal een unieke leersituatie. A. heeft een oogafwijking waardoor ze niet aan een gewoon tafeltje zit maar aan een bureau met een speciale lamp en een computer, die ervoor zorgt dat de tekst uitvergroot wordt, zo hoeft A. niet naar speciaal onderwijs. E. heeft een ontzettende leerachterstand, vooral met taal maar met rekenen zit ze ook in een extrahulpgroepje. Ze hebben voor Elke ook een plan opgesteld zodat ze met haar achterstand toch over kan gaan naar de bovenbouw. L. is een heel stil meisje, dat niet zo maar van zich laten horen. Ze trekt erg naar mensen toe die ze al heel goed kent, omdat dit haar een veilig gevoel geeft. Deze drie meiden trekken naar elkaar toe, omdat ze met zijn drieën het veiligheidsgevoel bij elkaar naar boven halen. Toch sluiten ze zich niet van de rest van de groep af, maar als je groepjes zou moeten onderscheiden zouden deze drie meiden het duidelijkst een groepje zijn. De andere zes meiden spelen de enige wel heel veel met elkaar en de volgende dag zijn er weer tweetallen. Je kunt merken dat deze meiden minder volwassen zijn dan de groep zes meiden. Ze zijn nog wat speelser en maken zich ook nog niet zo druk over groepjes. Groepjes bij de jongens Bij de jongens is het zo dat er meer een mix in de leeftijden bij de groepsvormingen. De leiders trekken naar elkaar toe, wat eigenlijk heel speciaal is, omdat leiders het meestal niet zo fijn vinden om niet altijd de leiding te hebben. De leiders voegen zich samen met de grappenmakers van de klas. Zodat er een mix is tussen de grappenmakers en de leiders, bij deze groep behoort nog een jongen dit is S., deze jongen heeft een groot hart en is geliefd bij al zijn klasgenoten. Hij heeft veel oudere broers en zussen en dit zorgt ervoor dat hij zich al volwassener gedraagt en al meer durft. Dit trekt de grappenmakers en de leiders aan, die zouden ook wel zo willen zijn als hem. De jongens die overblijven zijn de wat stillere types. Zij houden niet zo van leiding nemen, of durven geen grapjes te maken. Deze jongens trekken erg naar elkaar toe, spreken buiten school af. Je ziet ook wanneer ze met dit groepje zijn ze zich wel durven te uiten en meer open zijn. Een jongen die wel bij dit groepje hoort, maar wel vaak negatief wordt gekozen is R. Dit komt door de wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerkt, en gaat hij zitten mokken. Gelukkig wordt R. ook positief gekozen, helaas niet zo vaak. R. wordt vaker positief gekozen bij het spelen dan bij het samenwerken. Normen en waarden Je ziet dat bij de kinderen de normen en waarden met betrekking tot pestgedrag duidelijk zijn. Petra en Heidi hebben er echt ingehamerd dat als je niets aardigs hebt te zeggen, zeg je maar niks. Dit merk je duidelijk terug in de klas. Niemand zal opzettelijk een gemene opmerking naar een ander maken, en als dit toch gebeurt, zullen anderen kinderen er iets van zeggen. Hier komt dus duidelijk naar voren; opkomen voor een ander, tolerantie, respect en het liefhebben van een ander. Andere normen en waarden die naar voren komen zijn: ieder kind is zijn eigen individu. Dit komt ook door het montessoriprincipe waarbij ze er vanuit gaan dat kinderen het beste leren door het kind het zelf te laten doen. Autonomie, competentie en relatie van Luc Stevens komen hierbij naar voren. Normen en waarden die minder naar voren komen zijn behulpzaamheid. De kinderen zijn misschien te erg individueel gericht. Het is heel goed dat ze erg zelfstandig zijn, vooral in de hedendaagse maatschappij. Maar het is ook heel belangrijk om behulpzaam te zijn, zodat je het groepsgevoel tot een hoger niveau kan tillen. Een andere norm die minder naar voren komt bij sommige kinderen is zelfbeheersing. De leiders laten zich soms net iets te veel gaan in hun leidergedrag. Dit straffen Petra en Heidi wel af, en ik zie ook dat dit nu veel minder is dan in het begin van het jaar. Toen waren ze de klas aan het uittestten, en niet alleen de klas maar natuurlijk ook de leraren. Bij mij hebben ze dat ook geprobeerd, maar nu kan ik heel goed opschieten met die jongens. We hebben wederzijds respect gekregen, en dat is heel belangrijk. Sfeer De sfeer in de klas is positief. Zowel de leerlingen als de leraar willen het liefst een docent met gezag, die tegelijkertijd vriendelijk, begripvol, tolerant en betrokken is. Interessant hierbij is het onderscheid tussen gedragscontrole en psychologische controle die Inge en Petra uitoefenen. Terwijl gedragscontrole de leerlingen ruimte biedt binnen duidelijke kaders, heeft psychologische controle (meer gericht op gehoorzaamheid) juist een negatief effect op de sfeer. Schoolresultaten en plezier in het vak, zelfvertrouwen van leerlingen, inzet en motivatie zijn hoger wanneer leerlingen een zekere mate van gezag en emotionele nabijheid van hun docent ervaren. En dit verhoogt de sfeer in de klas. Ik heb een klimaatschaal gedaan in de klas, en hieruit blijkt dat het gedeelte over de leraar nauw verbonden is met het gedeelte over de klas. Verschillen Zoals ik juist al heb benoemd, is er een groot verschil bij de kinderen zowel cognitief als sociaal/emotioneel. A. die al zover is met rekenen dat ze al werkjes van de middelbare school zit te maken, of S. die nog rekenwerkjes van groep drie maakt. Omdat de kinderen allemaal hun eigen weektaak/planning hebben, heeft de rest van de klas er totaal geen 'last' van. Cognitief zwakke en sterke leerlingen Er worden drie kinderen voor rekenen meegenomen door een onderwijsassistente, en zes kinderen voor taal. Dit is niet in de klas zelf, waardoor de andere kinderen niet gestoord worden. Ook wordt E. door een intern begeleider iedere week ongeveer drie uur begeleid met haar werk. H. zit op de rugzakzolder, dit wil zeggen dat iedere ochtend in alle rust met andere kinderen met een 'rugzakje' kleinschalig en gestructureerd wordt begeleid. De cognitief sterkere kinderen zijn A. en S. A. heeft een oogafwijking waardoor ze niet aan een gewoon tafeltje zit maar aan een bureau, met een speciale lamp en een computer, die ervoor zorgt dat de tekst uitvergroot wordt, zo hoeft A. niet naar speciaal onderwijs. A. is een heel slim meisje dat misschien aan 'handicap' heeft, maar dichtbij het denkniveau van mij in de buurt komt. Haar wordt ook uitdagend werk aangeboden en speciale oefeningen mag ze op de computer doen. Ook heeft ze pas een eigen klassenkrant ontworpen, echt gaaf. S. is een jongen, waarvan je niet zo snel zou merken dat hij hoogbegaafd is. Hij gedraagt zich 'normaal', en heeft veel vrienden, sluit zich niet af van de rest, je zou eigenlijk verwachten dat hij volgens de normale leerlijn scoort. Wanneer je hier wel iets van merkt is wanneer je hem moeilijker werk geeft, hij heeft het bijna altijd goed, en werkt dan in een snel tempo. S, krijgt meer werk, en mag veel montessoriwerkjes van de bovenbouw uitproberen. Sociaal zwakke kinderen. Leerlingen die er het meest uitspringen zijn R. en L. R. heeft wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerken, en gaat hij zitten mokken. Ze zijn op dit moment bezig om een plan op te stellen voor R., eerder was nog niet mogelijk, omdat zijn ouders geen medewerking wilde verlenen. L. is een eerlijke jongen die misschien soms iets te eerlijk is. Deze jongen heeft ADHD, en dat kan voor sommige kinderen een reden zijn om niet te willen samenwerken met hem. L. is het tijdens het 'spelen' erg actief en fantasierijk en dat vinden kinderen juist weer leuk. Sociaal sterke kinderen De kinderen die sociaal eruit springen zijn S. en H. S. is een sociale jongen, die graag vrienden om zich heen heeft. Hij gaat gemakkelijk een gesprek met iemand aan, en is totaal niet egoïstisch. H. is een rustige, behulpzame jongen. Hij maakt zich niet snel druk, en droomt een beetje tijdens het werken. Dat hij sociaal sterk is, heb ik kunnen zien aan de sociogram die ik heb afgenomen. .Het verbaast me dat H. zo vaak gekozen is, omdat hij erg rustig is. En niet zo opvallend en aanwezig is als S. Maar je kunt wel merken dat het een hele lieve jongen is, die zeker is te vertrouwen. Rollen in de klas De kinderen zijn gewend om een sociaal volwassen gedrag te vertonen. De kinderen komen uit gezinnen waarbij ze normen en waarden worden aangeleerd, dit komt door de hoge sociale klasse, waarin de meeste ouders zich bevinden. Toch zie je rollen in de klas, iedereen kind is anders. Waar ik de rollen van de klas vandaan heb, is van de kanjertraining, hieronder te zien. Het aapje van de klas is J. J is altijd druk en wil leuk gevonden geworden, en dit probeert hij door grapjes te maken. Wel is het zo dat hij dit niet op een vervelende manier tegen iemand doet. Hij houdt gewoon heel erg van grapjes maken, en dat de hele tijd. En dat hij dit de hele tijd, daar storen Petra en ik ons nog wel eens aan. Het konijn van de klas is het meisje L. L. durft niet zo veel te zeggen, maar ze wordt ook niet gepest. Ze is wat sociaal onzeker, en zou ook niet zomaar een willekeurige vraag van iemand beantwoorden. De pestvogel is de jongen L. Deze jongen pest niet, maar neemt wel de leidersrol. Hierdoor kan L. soms best bot uit de hoek komen, en neemt hier het aapje J. in mee. De kanjers van de klas die er echt uitspringen, zijn ook toevallig de kinderen die bij de sociogram het vaakst positief zijn gekozen. Dit waren de jongen He. en St. Deze jongens zijn sociaal, betrekken ieder kind, maken op zijn tijd een grapje en zijn bovendien niet gemeen. Verantwoording Ik heb een sociogram laten afnemen in mijn klas, om de groepjes in de klas duidelijker te krijgen voor mezelf. Een sociogram maakt mogelijk om sociale verbindingen en relaties die in een groep, klas of team spelen zichtbaar te maken. Heldere rapportages op basis van het Sociogram geven de totale groepscohesie en onderlinge aantrekking en afstoting tussen groepsleden weer. Hier heb ik veel aan gehad bij het kopje 'groepjes'. Ook heb ik observaties gedaan, twee keer een half uur kijken in de klas met een aantekenblokje, en twee keer een half uur kijken terwijl ze aan het buiten spelen waren met een aantekenblokje. Ik ben blij dat ik dit heb gedaan, omdat sommige kinderen zich heel anders gedragen in als buiten de klas. En de vorming van de groepjes is ook weer anders, als ze aan het spelen zijn. De observaties heb ik best gebruikt voor het bepalen van de sfeer. Maar over het algemeen waren de observaties op zich zelf al heel nuttig en interessant. Het leerlingvolgsysteem en de klassenmap heb ik gebruikt na het afnemen van de sociogram en de observaties. Waar ligt het aan dat die ene jongen niet zo vaak gekozen is?: dit heb ik door middel van het leerlingvolgsysteem gedaan, is er iets thuis aan de hand bij het kind?, hoe ging het vorig jaar in de klas?, welke instrumenten hebben andere gebruikt om het kind te volgen? Door deze middelen ben ik dus meer te weten gekomen over het kind als individu in de klas. Door de kanjertraining heb ik geleerd welke rollen er zijn in een groep. Petra houdt een duidelijk verslag bij van elke kanjertraining, soms viel er een kind op, of wie valt er nou eigenlijk nooit op?, en houden we die wel goed in de gaten. Door de theorie van de kanjertraining heb ik dus de rollen van de leerlingen in de klas kunnen bepalen. De klassenklimaattest heb ik ook laten doen in mijn stageklas. Bij deze test heb je een algemeen gedeelte over de klas, en een gedeelte over de leraar. Het gedeelte over de leraar heb ik de kinderen laten invullen over mij, zodat ik gelijk een goede reflectie had. Dit heb ik als allerlaatste gedaan, zodat ik een nog specifieker beeld kreeg van de groep. Er kwam uit dat de kinderen met een goed gevoel naar school gingen. Bij de stelling : ik vind mijn klas leuk, heeft geen een kind ingevuld nooit of soms. Alle kinderen hebben regelmatig of vaak ingevuld. Ook vragen zoals: ik wordt buiten schooltijd lastig gevallen of er zijn leerlingen in deze klas die elkaar uitschelden wordt door geen een kind een ander antwoord ingevuld als (bijna) nooit. Bij het gedeelte over de leraar, in dit geval over mij scoort het ook goed. En daar ben ik echt trots op, dat de kinderen het fijn vinden om mij voor de klas te hebben staan. Bij vragen zoals: Ik vind deze leraar aardig, heeft geen een kind ingevuld nooit of soms, iedereen heeft regelmatig of vaak. En een stelling als: deze leraar heeft belangstelling voor de leerlingen scoort ook hoog, en dat vind ik heel belangrijk. Ieder kind in de klas moet gezien worden, en ook weten dat het gezien wordt. Kanttekeningen Punten waar je op moet letten bij deze verschillende instrumenten zijn: - subjectiviteit: je moet zorgen dat je bijvoorbeeld observaties zo objectief mogelijk maakt, dit doe je door niet je gevoel te laten spreken, maar je verstand. Wat doet het kind? Wie speelt met wie? In plaats van dat je opschrijft G. vind A. niet aardig. - globaliteit : dit heb ik vooral gemerkt bij de kanjertraining. Je hebt vier rollen waarbij je kinderen kan indelen. Maar Petra en ik zijn het erover eens dat je van alle rollen een beetje hebt, en eentje misschien iets overheersender is. Als je bijvoorbeeld iemand indeelt bij het aapje, wil het niet zeggen dat dit kind alle eigenschappen van 'het aapje' bevat. Hoe heb ik mezelf opgesteld tijdens OGP 3 in mijn samenwerkingsopdracht, en hoe waarderen anderen mijn aandeel voor dit OGP? Eerst wordt er door ieder groepslid verteld wat ze van mij vonden, en wat ze van het groepswerk vonden. Wat denk ik dat ik heb bijgedragen als groepslid in mijn samenwerkingsgroepje? Dit OGP was erg creatief gericht, en daar was ik wel blij mee. Verslagen schrijven, een site bouwen, uitvinden hoe alles nog mooier wordt, veel foto's maken, sites van anderen bekijken. Kortom wat een leuke opdracht! Hier kon ik mijn ei wel kwijt. Als anderen vroegen hoe je nu net die foto iets meer naar rechts moet krijgen, of hoe je een filmpje toevoegt, daar antwoordt ik graag op. Hiervan verbetert ons gezamenlijke OGP natuurlijk alleen maar, en natuurlijk omdat ik het heel leuk vindt om te vertellen en te helpen. Dit zegt Hanneke over mij: Tessa haar website was een echte inspiratie bron. Toen mijn site pas net een naam gekregen had, had Tessa al de handige dingetjes al uitgevonden. Zo heeft ze ons hele groepje daar erg goed mee kunnen helpen, want iedereen wilde wel zo’n mooie site. Ook Tessa was altijd te bereiken en altijd bereid om te helpen. Vaak had ik iets op haar site gezien echt dacht ik ‘he, dat wil ik ook’ sommige mensen zullen dan zoiets hebben van nee dat is juist uniek aan mijn site. Maar Tessa niet, die deelde graag met je hoe je je site zo mooi kon maken. En dit zegt Hanneke over ons groepswerk: Van Marley, Kiek, Tom en Tessa ontving ik ook fijne feedback. Geen feedback waarvan je denkt ‘nou en bedankt, dat mocht misschien ook iets minder fel’ maar gewoon fijne feedback. Ze stelde vragen zoals ‘zou het misschien op deze manier een nog beter les worden?’. Als je op die manier feedback krijgt voelt het niet dringend en niet afkrakend maar juist aardig. Dit zegt Kiek over mij: Tessa ik heb het al vaker gezegd maar jij hebt echt een creatieve gave. Als ik jou blog bekijk wordt ik echt jaloers. Je werk ziet er altijd verzorgd uit, ik weet en zie echt dat je hierin veel aandacht steekt. Dit is ontzettend knap en als leerkracht een duidelijke voorsprong op heel veel anderen. We hebben al vaker in een OGP groepje gezeten dus ik wist wat ik van je kon verwachten en dit heb je zeker weer waar gemaakt. Jij hebt de kwaliteit van mijn blog zeker positief beïnvloed. Zonder jou was ik waarschijnlijk nooit op die diapresentatie gekomen en had mijn blog er een stuk saaier en minder persoonlijk uit gezien. Dit zegt Kiek over ons groepswerk: Ik ben heel erg blij geweest met mijn groepsgenoten deze periode. Iedereen werkt ontzettend hard en dit werkt gewoon heel erg fijn. Het is dus geen moeilijke opdracht om van iedereen te vertellen wat hun toegevoegde waarde was voor de kwaliteit van mijn eigen werk. Ik heb deze samenwerking als zeer prettig ervaren. Dit zegt Marley over mij: Wat ben jij toch een heerlijke vrolijke meid! Je site staat echt voor wie je bent, en dat vind ik heel mooi. Je hebt een lieve en open persoonlijkheid en staat altijd voor iedereen klaar. Ik kan heel goed met je lachen en je was altijd een fijne meid om in het groepje te hebben. Je gaf altijd goede feedback en zette je heel erg in om een goed eindproduct te krijgen en ook als je er even niet bij kan zijn probeer je toch iets extra’s te doen en bied je altijd je excuses aan! Dit zegt Marley over ons groepswerk: Ik heb een heel fijn groepje, en we hebben veel aan elkaar gehad. Dit zegt Tom over mij:Tessa, je gaat met zo veel plezier naar je stage, heel je site staat vol met foto's, super leuk! Jij had jou site als een van de eerste op orde, daar heb ik veel naar gekeken om inspiratie op te doen. Elke dag zat er wel een uur in vertelde je, knap dat je dat zo goed bij houdt. Qua samenwerking was je heel direct, altijd bereid te helpen en als er iets moest gebeuren deed je dit ook meteen. Ik heb je wel eens voor de gek gehouden, maar ik heb heel fijn met je samengewerkt hoor. Blijf zo creatief, dan kom je er wel. Dit zegt Tom over het groepswerk: Ik wil jullie bedanken voor de fijne samenwerking, jullie hebben goede dingen bij me naar boven gehaald. Nu van ieder groepslid te hebben gelezen wat ze van mij vonden, zal ik beschrijven wat ik van het groepswerk vond. Ik vond het een hele fijne samenwerking. Niet alleen omdat iedereen tot een goed eindresultaat wilde komen, maar ook omdat we elkaar aanvulden. Ik leg hieronder uit waarom ieder groepslid voor mij een goede aanvulling was. Marley: Ik vond Marley zeker prettig om mee samen te werken. Het voelde voor mij een beetje als de mama van de groep. Marley zit overal bovenop, maar dat wel op een hele lieve manier. Ze zorgt ervoor dat iedereen zich fijn voelt, maar tegelijk zorgt ze ervoor dat alles op rolletjes loopt voor het OGP. Haar reflecties en lesvoorbereidingen zijn zeker een voorbeeld voor mij, goed theoretisch onderbouwd en op een enthousiaste manier geschreven. Dit was de eerste keer dat ik met Marley samenwerkte in een groepje, en ik zou het fijn vinden om nog een keer samen te werken met haar. Hanneke: Ook met Hanneke heb ik een zeer prettige samenwerking ondervonden. Het blije gezicht van de groep. Altijd in voor een grapje, maar als het over het OGP ging, ook heel serieus. Als ik een bericht plaatste op mijn blog, kreeg ik goed onderbouwde feedback. Kort samengevat was Hanneke een vrolijke, maar toch serieuze meid. Een persoonlijkheid die goed ligt in de groep, en bij iedereen werd gewaardeerd. Tom: De 'boy' van de groep. Relaxed, maar toch georganiseerd. Altijd daar als je hem nodig hebt, met een pro-actieve houding. Als er een samenkomst was van onze groep, was Tom wat afwachtend, maar als hij alle meningen geanalyseerd had, kwam hij met een goed onderbouwde mening als terugkoppeling. Fijn om zo'n relaxte, pro-actieve jongen in je groep te hebben. Kiek: Kiek, de lieverd van de groep. Wil alles en iedereen helpen en heeft altijd goede zin. Ik heb al eerder met Kiek samengewerkt, met OGP 2. Haar houding ten opzichte van OGP 3 was niet veel anders als tijdens OGP 2. Wel heeft ze haar feedback dat ze niet alles aanpakt, maar ook een keer stop zegt, goed opgepakt. De verdeling tijdens OGP 3, was eerlijker verdeeld. En dit komt ook omdat Kiek nu ook haar grenzen kent. Fijn, om zo'n lieve enthousiaste meid in je groep te hebben. Die zeker de stempel opgedrukt kan krijgen van een pro-actievehouding. Kort samengevat heb ik een zeer prettige samenwerking ondervinden met ieder groepslid, en toch ieder op zijn eigen manier. Dit was van de afgelopen OGP-groepjes, het groepje dat het eerlijkst en het meest open naar elkaar was. Hierdoor voorkom je miscommunicatie. Oftewel een goede samenwerking ontstaat door goed overleg! Onze school met een ideaal pedagogisch klimaat.
Op onze ideale school hechten we veel waarde aan vieringen. We komen dus ook iedere week bij elkaar om de week te beginnen en af te sluiten. Iedere maandag openen we de week op maandag middag met een opening van 13:30 tot 14:00. Deze opening zal gaan over een school breed thema. Hierbij kun je denken aan thema’s zoals pesten, gezond eten, onzekerheden, jezelf zijn etc. Door deze onderwerpen zo expliciet te bespreken weten ook alle kinderen dat dit is gezegd. Je kan hier als leerkracht dus ook altijd nog op terug pakken. Door dit als leerkracht te doen zorg je ervoor dat er ook daadwerkelijk dingen veranderen binnen de klas. Je moet kinderen bewust maken van de sfeer waar je als school zo je best voor doet. Op vrijdag middag sluiten we de week weer af van 12.45 tot 13.30. Hierin wordt aandacht besteed aan kinderen die iets bijzonders hebben gehad of gedaan in die week. Iedere leerkracht zal een “diploma” geven aan 1 of meerdere leerlingen van de klas. Dit kan om verschillende redenen zijn. Het kan zijn dat een kind iets heel liefs heeft gedaan voor een ander kind. Of dat een kind een hele grote sprong heeft gemaakt in zijn of haar werk. Deze “diploma’s” worden dus uitgereikt om verschillende redenen. Het zal echt niet alleen maar gaan om het schoolwerk. Socialiteit wordt als net zo belangrijk gezien, misschien nog wel belangrijker. Als wij kijken naar ervaringen uit de praktijk merken we dat er op sommige scholen te veel gekeken wordt naar het schoolwerk. Er wordt weinig stil gestaan bij de sprongen die kinderen maken op sociaal gebied. Een complimentje geven aan een ander kind bijvoorbeeld, dit is voor sommige kinderen heel erg moeilijk maar het kind dat een complimentje krijgt vindt het vaak heel erg leuk. Hierna zal ook nog het weekjournaal gekeken worden. Deze viering duurt ongeveer drie kwartier. Wij kiezen er voor om met de hele school samen het jeugdjournaal te kijken omdat wij vinden dat kinderen ook van elkaar kunnen leren. De jongere kinderen kijken anders naar het nieuws dan oudere kinderen. Doordat we na de viering de ruimte laten voor eventuele vragen of discussies kunnen er hele mooie en sociale momenten ontstaan waardoor je een sfeervolle en hechte school krijgt. Na deze viering krijgen de kinderen een half uur vrije tijd waarin ze zelf mogen kiezen wat ze gaan doen. Op maandag gaat er een inschrijf formulier rond waarop staat welke activiteiten er gedaan worden. Hier kan heel de school zich voor opgeven. Wij vinden het dus ook belangrijk dat de groepen door elkaar geschut worden. Bij deze activiteiten kun je denken aan nagelslakken, koekjes versieren, buiten spelen, naar de moestuin, gezelschapspelletjes een ‘disco’ en nog veel meer. Veel kinderen van groep 7 en 8 vinden het erg leuk om de jongere groepen te helpen. We merken alleen in de praktijk dat hier geen ruimte voor is terwijl wij juist vinden dat dit goed is voor een fijn pedagogisch klimaat binnen de school. Zowel het oudere als het jongere kind zal hier van leren. Wij vinden structuur erg belangrijk. Zo weten alle kinderen waar ze aan toe zijn en er ontstaat een bepaalde rust bij kinderen. Dit heeft dan weer een positief effect op het pedagogisch klimaat binnen de school. We werken voor spelling in niveau groepen. Dit doen we zodat ieder kind succeservaringen op kan doen. Iedereen werkt op zijn eigen niveau en kan dus vooruit. Wij beginnen iedere ochtend met drie kwartier spelling. Hiervoor gaan de kinderen dus naar hun niveau groep. Dit zijn kleinere groepjes kinderen die allemaal op hetzelfde niveau zitten. We vinden het belangrijk dat ieder kind zich op zijn niveau kan ontwikkelen. Omdat we hierdoor meer dan groepen zullen krijgen nemen de directeur en de interne begeleider ook groepjes op zich. De groepjes verspreiden zich over de school. Er wordt gewerkt in de klassen maar ook op andere plaatsen in de school zoals het kamertje van de directeur, open ruimtes en de kamer van de internbegeleider. De kinderen weten precies waar zij iedere ochtend de eerste drie kwartier zijn. Groep 1 en 2 doen niet mee met deze niveau groepen, tenzij het kind daar zelf aan toe is. Toch zijn ook zij de eerste drie kwartier bezig met spelling. Ze maken dan kennis met letters, leren lijntjes overtrekken, hoe ze goed hun potlood vast kunnen houden etc. Hier zullen ook groepjes worden gevormd voor de kinderen die sneller zijn en de kinderen die meer moeite hebben. Wij kijken goed naar de ontwikkeling van ieder kind, ze zullen dus nooit onder hun niveau aan het werk zijn. Wij kiezen bewust voor spelling in de ochtend omdat we in de praktijk gemerkt hebben dat kinderen dan nog het frist zijn. Ook uit onderzoek is gebleken dat kinderen de meeste leerwinst hebben in de ochtend. De rest van de dag zitten de kinderen in hun eigen klas. Hierin komen de andere vakken aanbod. We willen er voor zorgen dat de kinderen een mix krijgen van klassikaal les en werken op hun eigen niveau. Het werken op niveau zal deze keer wel binnen het klaslokaal plaatsvinden, hierdoor kunnen ze elkaar helpen en van elkaar leren. We vinden het als school belangrijk om hechte klassen te krijgen waarin de kinderen zich gelijk voelen. Hierom willen we kinderen zoveel mogelijk bij elkaar houden. Bij rekenen zal er veel op eigen niveau gewerkt worden, maar bij vakken als wereldoriëntatie zullen ze gewoon klassikaal les krijgen of op een zelf ontdekkende manier. We willen de kinderen namelijk ook stimuleren om zelf op onderzoek uit te gaan. Als school is het belangrijk om ieder kind het gevoel te geven dat ze goed bezig zijn en succes ervaringen te geven. Dit gevoel kunnen we ze geven door middel van complimentjes en om van ieder kind zijn kwaliteiten te benutten. Wij geloven dat ieder kind ergens goed in is. Hier werken ook de “diploma’s” heel erg aan mee. We vinden het belangrijk om een goede leeromgeving te creëren voor de kinderen. Hierdoor zijn onze lokalen op een speciale manier ingericht. De bovenbouw klassen (groep 6, 7, 8) zijn ingedeeld in een U vorm. Er zijn 2 u vormen een grote en een kleine. Hier tussen door is genoeg ruimte voor de leerkracht om doorheen te lopen. De reden waarom we hiervoor hebben gekozen is om de kinderen bij elkaar te houden en geen groepjes te creëren. Natuurlijk worden de kinderen door de leerkracht neer gezet dus zal er zeker rekening gehouden worden met de verschillende niveaus. De kinderen hebben geen vaste plaatsen, ze zullen met rekenen op een andere plaats zitten dan met wereldoriëntatie. Dit doen we weer om ervoor te zorgen dat iedereen van elkaar leert en samenwerkt. Natuurlijk kom je op een gegeven moment achter plaatsen die goed werken. Deze plaatsen zullen dan in de praktijk ook zeker vaak door de leerkracht gekozen worden. De kinderen hebben in de kast twee laatjes gekregen, hier liggen al hun spullen in. Zo zorgen we ervoor dat wanneer de kinderen uitleg krijgen er niets op hun tafel ligt om zich aan af te leiden. Wanneer de instructie dan voorbij is, zullen de kinderen naar hun la lopen en daar de spullen uit halen. De leerkracht houdt alle werkboeken en schriften bij zich. Daar staat een grote tafel voor in de klas. Zo kan het werk van de kinderen altijd na gekeken worden en kan de leerkracht aan het einde van de les zien hoeveel ze af hebben gekregen. De onderbouw klassen zijn ingedeeld in 4 grote tafelgroepjes waar de kinderen aan zitten. Hier kunnen ze hun werk aan doen. We hebben hier wel voor groepjes gekozen omdat de u vormen voor vooral de groep 3 kinderen onoverzichtelijk is. In de onderbouw lopen kinderen vaker door het lokaal. Dit is met groepjes gemakkelijker dan met een u vorm die door de klas loopt. Om te voorkomen dat er zich groepjes vormen zullen we net als in de bovenbouw de groepjes heel veel veranderen. Ook hier hebben de kinderen geen vaste plaats. Voor in de klas ligt een groot kleed waar de kinderen op gaan zitten wanneer de spellingsles is afgelopen of wanneer ze klaar zijn met hun taak en even moeten wachten. Ook tijdens de uitleg komen de kinderen hier op zitten zodat ze allemaal dicht bij het smart bord zitten, je kunt de kinderen zo heel gemakkelijk betrekken bij de les. Op dit kleed staat een 100 veld, zodat je deze kan gebruiken tijdens de reken instructies. Ook hier hebben de kinderen twee laadjes in de kast. Dit om dezelfde reden als in de bovenbouw. Wanneer wij ook kijken naar onze eigen stages merken we alle 5 dat kinderen heel vaak afgeleid zijn door een potlood, gum, kleurtjes of gewoon door het laadjes zelf. Deze onrust haal je al voor een groot deel weg door de laadjes weg te halen. In de kleuterklassen staan 3 grote tafels waar alle kinderen aan kunnen zitten om kun werkjes te maken. Dit zijn er maar 3 omdat er in groep 1 en 2 vooral nog veel gespeeld moet worden. De kinderen zullen dus niet heel vaak aan de tafels zitten of in ieder geval niet met zijn alle tegelijkertijd. Verder ligt ook daar een kleed op de grond waar de kinderen op zitten wanneer er uitleg gegeven wordt. In de klas vind je ook nog verschillende hoeken waar ze in kunnen spelen. We hebben de bouw hoek, verf hoek, verkleedhoek, waterhoek maar natuurlijk ook de reken en spellingshoek. De kinderen krijgen vrij speeltijd maar de leerkracht zal de kinderen ook indelen. Zij doen dat aan de hand van een schema. Zo zorgen we ervoor de alle kinderen alles een paar keer doen. Na het lezen van onze visie op pedagogisch klimaat binnen een school merk je vast dat een school heel veel kan doen. Laat de kinderen samen werken, geef de kinderen positieve aandacht. Dit maakt jouw rol als leerkracht veel leuker en gezelliger. Ook zal je merken dat de kinderen hierdoor positieve energie krijgen wanneer er niet alleen maar aandacht is voor je cognitieve ontwikkeling maar ook voor je ontwikkeling op sociaal gebied. Wij zijn alle vijf van mening dat wanneer het pedagogisch klimaat binnen een school niet goed is er ook veel minder geleerd kan worden en de leeractiviteiten dus ook minder waard worden. Dit wordt bevestigd door de piramide van Maslov die ons heeft geleerd dat het gevoel van veiligheid en sociale ontwikkeling eerst goed moet zijn voordat je door kan naar zelfontplooiing dus voordat je de kinderen iets kan leren. Afgelopen donderdag zijn we met zijn allen bij elkaar gaan zitten, en hebben we elkaars mindmaps bekeken. Wil jij ze ook zien? Hier de linkjes naar de sites van mijn groepsgenoten: Tom, Hanneke, Kiek, Marley We hebben de mindmaps samengevoegd en van elke mindmap wel iets moois gepakt. De structuur hebben wij bijvoorbeeld van mijn mindmap. Hieronder zie je hem: Het is een mooie, gestructureerde en uitgebreide mindmap geworden!
We kunnen vanuit deze mindmap nu onze visie gaan ontwikkelen, wat is belangrijk? Wat betekend een pedagogisch klimaat voor de leerkracht en het kind? Hoe zorg je voor een goed pedagogisch klimaat? Deze mindmap is beter dan de mijne omdat hier subkopjes inzitten met duidelijk wat waarbij hoort. Zo is het makkelijk en overzichtelijk. Er staan ook begrippen op waar ik zelf nog niet eens aan had gedacht (gelijkwaardigheid, veiligheid enzovoorts.) We kunnen veel van elkaar leren, blijkt maar weer! Dat zijn vragen waar we ons de komende tijd mee bezig gaan houden. Benieuwd naar wat er uitkomt? Hou het blog in de gaten! |