Wat houdt een typering van een groep in?
Ik ga in mijn typering beschrijven hoe deze groep is opgebouwd, wat de leeftijdssamenstellingen zijn, hoe lang de klas een klas is, de groepjes in de klas, de normen en waarden en ik ga de sfeer in de klas beschrijven.
Het tweede gedeelte van de typering is de verantwoording, hierin leg ik uit hoe ik tot mijn typering kom. Een voorbeeld is dat ik een sociogram heb afgenomen, waardoor ik de groepjes in de klas beter kon specificeren.
Algemeen
Ik loop stage in groep 5/6 van de Montessorischool de Trinoom in Eindhoven.
In mijn klas zitten 25 kinderen, waarvan 9 meisjes en 16 jongens. Het jongste kind is acht jaar en het oudste kind is elf jaar oud. De rest van de kinderen is tussen de acht en tien jaar oud. Er zitten drie meisjes uit groep zes, en acht jongens uit groep zes, waarvan twee doubleurs. En veertien kinderen uit groep vijf, waarvan zes meisjes en acht jongens.
De klas
De klas is nog niet zo lang een klas, dit komt door het montessoriprincipe waarbij je ieder jaar van klas wisselt, en waarbij je of met oudere kinderen of met jongere kinderen in de klas komt. Dit zorgt ervoor dat de kinderen leren omgaan met de oudste zijn, en met het jongere kind zijn in de klas.
Groepjes
Als we het hebben over groepjes in de klas, kun je het globaal hebben over vier grote groepen. Omdat er niet zo veel meiden in de klas zitten, trekken de meiden veel naar elkaar toe. Toch zie je dat er twee groepen zijn: de meisjes van groep zes en de meisjes van groep vijf. De drie meiden van groep zes, hebben allemaal een unieke leersituatie. A. heeft een oogafwijking waardoor ze niet aan een gewoon tafeltje zit maar aan een bureau met een speciale lamp en een computer, die ervoor zorgt dat de tekst uitvergroot wordt, zo hoeft A. niet naar speciaal onderwijs. E. heeft een ontzettende leerachterstand, vooral met taal maar met rekenen zit ze ook in een extrahulpgroepje. Ze hebben voor Elke ook een plan opgesteld zodat ze met haar achterstand toch over kan gaan naar de bovenbouw. L. is een heel stil meisje, dat niet zo maar van zich laten horen. Ze trekt erg naar mensen toe die ze al heel goed kent, omdat dit haar een veilig gevoel geeft. Deze drie meiden trekken naar elkaar toe, omdat ze met zijn drieën het veiligheidsgevoel bij elkaar naar boven halen. Toch sluiten ze zich niet van de rest van de groep af, maar als je groepjes zou moeten onderscheiden zouden deze drie meiden het duidelijkst een groepje zijn.
De andere zes meiden spelen de enige wel heel veel met elkaar en de volgende dag zijn er weer tweetallen. Je kunt merken dat deze meiden minder volwassen zijn dan de groep zes meiden. Ze zijn nog wat speelser en maken zich ook nog niet zo druk over groepjes.
Groepjes bij de jongens
Bij de jongens is het zo dat er meer een mix in de leeftijden bij de groepsvormingen. De leiders trekken naar elkaar toe, wat eigenlijk heel speciaal is, omdat leiders het meestal niet zo fijn vinden om niet altijd de leiding te hebben. De leiders voegen zich samen met de grappenmakers van de klas. Zodat er een mix is tussen de grappenmakers en de leiders, bij deze groep behoort nog een jongen dit is S., deze jongen heeft een groot hart en is geliefd bij al zijn klasgenoten. Hij heeft veel oudere broers en zussen en dit zorgt ervoor dat hij zich al volwassener gedraagt en al meer durft. Dit trekt de grappenmakers en de leiders aan, die zouden ook wel zo willen zijn als hem.
De jongens die overblijven zijn de wat stillere types. Zij houden niet zo van leiding nemen, of durven geen grapjes te maken. Deze jongens trekken erg naar elkaar toe, spreken buiten school af. Je ziet ook wanneer ze met dit groepje zijn ze zich wel durven te uiten en meer open zijn. Een jongen die wel bij dit groepje hoort, maar wel vaak negatief wordt gekozen is R. Dit komt door de wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerkt, en gaat hij zitten mokken. Gelukkig wordt R. ook positief gekozen, helaas niet zo vaak. R. wordt vaker positief gekozen bij het spelen dan bij het samenwerken.
Normen en waarden
Je ziet dat bij de kinderen de normen en waarden met betrekking tot pestgedrag duidelijk zijn. Petra en Heidi hebben er echt ingehamerd dat als je niets aardigs hebt te zeggen, zeg je maar niks. Dit merk je duidelijk terug in de klas. Niemand zal opzettelijk een gemene opmerking naar een ander maken, en als dit toch gebeurt, zullen anderen kinderen er iets van zeggen. Hier komt dus duidelijk naar voren; opkomen voor een ander, tolerantie, respect en het liefhebben van een ander.
Andere normen en waarden die naar voren komen zijn: ieder kind is zijn eigen individu. Dit komt ook door het montessoriprincipe waarbij ze er vanuit gaan dat kinderen het beste leren door het kind het zelf te laten doen. Autonomie, competentie en relatie van Luc Stevens komen hierbij naar voren.
Normen en waarden die minder naar voren komen zijn behulpzaamheid. De kinderen zijn misschien te erg individueel gericht. Het is heel goed dat ze erg zelfstandig zijn, vooral in de hedendaagse maatschappij. Maar het is ook heel belangrijk om behulpzaam te zijn, zodat je het groepsgevoel tot een hoger niveau kan tillen.
Een andere norm die minder naar voren komt bij sommige kinderen is zelfbeheersing. De leiders laten zich soms net iets te veel gaan in hun leidergedrag. Dit straffen Petra en Heidi wel af, en ik zie ook dat dit nu veel minder is dan in het begin van het jaar. Toen waren ze de klas aan het uittestten, en niet alleen de klas maar natuurlijk ook de leraren. Bij mij hebben ze dat ook geprobeerd, maar nu kan ik heel goed opschieten met die jongens. We hebben wederzijds respect gekregen, en dat is heel belangrijk.
Ik ga in mijn typering beschrijven hoe deze groep is opgebouwd, wat de leeftijdssamenstellingen zijn, hoe lang de klas een klas is, de groepjes in de klas, de normen en waarden en ik ga de sfeer in de klas beschrijven.
Het tweede gedeelte van de typering is de verantwoording, hierin leg ik uit hoe ik tot mijn typering kom. Een voorbeeld is dat ik een sociogram heb afgenomen, waardoor ik de groepjes in de klas beter kon specificeren.
Algemeen
Ik loop stage in groep 5/6 van de Montessorischool de Trinoom in Eindhoven.
In mijn klas zitten 25 kinderen, waarvan 9 meisjes en 16 jongens. Het jongste kind is acht jaar en het oudste kind is elf jaar oud. De rest van de kinderen is tussen de acht en tien jaar oud. Er zitten drie meisjes uit groep zes, en acht jongens uit groep zes, waarvan twee doubleurs. En veertien kinderen uit groep vijf, waarvan zes meisjes en acht jongens.
De klas
De klas is nog niet zo lang een klas, dit komt door het montessoriprincipe waarbij je ieder jaar van klas wisselt, en waarbij je of met oudere kinderen of met jongere kinderen in de klas komt. Dit zorgt ervoor dat de kinderen leren omgaan met de oudste zijn, en met het jongere kind zijn in de klas.
Groepjes
Als we het hebben over groepjes in de klas, kun je het globaal hebben over vier grote groepen. Omdat er niet zo veel meiden in de klas zitten, trekken de meiden veel naar elkaar toe. Toch zie je dat er twee groepen zijn: de meisjes van groep zes en de meisjes van groep vijf. De drie meiden van groep zes, hebben allemaal een unieke leersituatie. A. heeft een oogafwijking waardoor ze niet aan een gewoon tafeltje zit maar aan een bureau met een speciale lamp en een computer, die ervoor zorgt dat de tekst uitvergroot wordt, zo hoeft A. niet naar speciaal onderwijs. E. heeft een ontzettende leerachterstand, vooral met taal maar met rekenen zit ze ook in een extrahulpgroepje. Ze hebben voor Elke ook een plan opgesteld zodat ze met haar achterstand toch over kan gaan naar de bovenbouw. L. is een heel stil meisje, dat niet zo maar van zich laten horen. Ze trekt erg naar mensen toe die ze al heel goed kent, omdat dit haar een veilig gevoel geeft. Deze drie meiden trekken naar elkaar toe, omdat ze met zijn drieën het veiligheidsgevoel bij elkaar naar boven halen. Toch sluiten ze zich niet van de rest van de groep af, maar als je groepjes zou moeten onderscheiden zouden deze drie meiden het duidelijkst een groepje zijn.
De andere zes meiden spelen de enige wel heel veel met elkaar en de volgende dag zijn er weer tweetallen. Je kunt merken dat deze meiden minder volwassen zijn dan de groep zes meiden. Ze zijn nog wat speelser en maken zich ook nog niet zo druk over groepjes.
Groepjes bij de jongens
Bij de jongens is het zo dat er meer een mix in de leeftijden bij de groepsvormingen. De leiders trekken naar elkaar toe, wat eigenlijk heel speciaal is, omdat leiders het meestal niet zo fijn vinden om niet altijd de leiding te hebben. De leiders voegen zich samen met de grappenmakers van de klas. Zodat er een mix is tussen de grappenmakers en de leiders, bij deze groep behoort nog een jongen dit is S., deze jongen heeft een groot hart en is geliefd bij al zijn klasgenoten. Hij heeft veel oudere broers en zussen en dit zorgt ervoor dat hij zich al volwassener gedraagt en al meer durft. Dit trekt de grappenmakers en de leiders aan, die zouden ook wel zo willen zijn als hem.
De jongens die overblijven zijn de wat stillere types. Zij houden niet zo van leiding nemen, of durven geen grapjes te maken. Deze jongens trekken erg naar elkaar toe, spreken buiten school af. Je ziet ook wanneer ze met dit groepje zijn ze zich wel durven te uiten en meer open zijn. Een jongen die wel bij dit groepje hoort, maar wel vaak negatief wordt gekozen is R. Dit komt door de wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerkt, en gaat hij zitten mokken. Gelukkig wordt R. ook positief gekozen, helaas niet zo vaak. R. wordt vaker positief gekozen bij het spelen dan bij het samenwerken.
Normen en waarden
Je ziet dat bij de kinderen de normen en waarden met betrekking tot pestgedrag duidelijk zijn. Petra en Heidi hebben er echt ingehamerd dat als je niets aardigs hebt te zeggen, zeg je maar niks. Dit merk je duidelijk terug in de klas. Niemand zal opzettelijk een gemene opmerking naar een ander maken, en als dit toch gebeurt, zullen anderen kinderen er iets van zeggen. Hier komt dus duidelijk naar voren; opkomen voor een ander, tolerantie, respect en het liefhebben van een ander.
Andere normen en waarden die naar voren komen zijn: ieder kind is zijn eigen individu. Dit komt ook door het montessoriprincipe waarbij ze er vanuit gaan dat kinderen het beste leren door het kind het zelf te laten doen. Autonomie, competentie en relatie van Luc Stevens komen hierbij naar voren.
Normen en waarden die minder naar voren komen zijn behulpzaamheid. De kinderen zijn misschien te erg individueel gericht. Het is heel goed dat ze erg zelfstandig zijn, vooral in de hedendaagse maatschappij. Maar het is ook heel belangrijk om behulpzaam te zijn, zodat je het groepsgevoel tot een hoger niveau kan tillen.
Een andere norm die minder naar voren komt bij sommige kinderen is zelfbeheersing. De leiders laten zich soms net iets te veel gaan in hun leidergedrag. Dit straffen Petra en Heidi wel af, en ik zie ook dat dit nu veel minder is dan in het begin van het jaar. Toen waren ze de klas aan het uittestten, en niet alleen de klas maar natuurlijk ook de leraren. Bij mij hebben ze dat ook geprobeerd, maar nu kan ik heel goed opschieten met die jongens. We hebben wederzijds respect gekregen, en dat is heel belangrijk.
Sfeer
De sfeer in de klas is positief. Zowel de leerlingen als de leraar willen het liefst een docent met gezag, die tegelijkertijd vriendelijk, begripvol, tolerant en betrokken is. Interessant hierbij is het onderscheid tussen gedragscontrole en psychologische controle die Inge en Petra uitoefenen. Terwijl gedragscontrole de leerlingen ruimte biedt binnen duidelijke kaders, heeft psychologische controle (meer gericht op gehoorzaamheid) juist een negatief effect op de sfeer.
Schoolresultaten en plezier in het vak, zelfvertrouwen van leerlingen, inzet en motivatie zijn hoger wanneer leerlingen een zekere mate van gezag en emotionele nabijheid van hun docent ervaren. En dit verhoogt de sfeer in de klas. Ik heb een klimaatschaal gedaan in de klas, en hieruit blijkt dat het gedeelte over de leraar nauw verbonden is met het gedeelte over de klas.
Verschillen
Zoals ik juist al heb benoemd, is er een groot verschil bij de kinderen zowel cognitief als
sociaal/emotioneel. A. die al zover is met rekenen dat ze al werkjes van de middelbare school zit te maken, of S. die nog rekenwerkjes van groep drie maakt. Omdat de kinderen allemaal hun eigen weektaak/planning hebben, heeft de rest van de klas er totaal geen 'last' van.
Cognitief zwakke en sterke leerlingen
Er worden drie kinderen voor rekenen meegenomen door een onderwijsassistente, en zes kinderen voor taal. Dit is niet in de klas zelf, waardoor de andere kinderen niet gestoord worden. Ook wordt E. door een intern begeleider iedere week ongeveer drie uur begeleid met haar werk. H. zit op de rugzakzolder, dit wil zeggen dat iedere ochtend in alle rust met andere kinderen met een 'rugzakje' kleinschalig en gestructureerd wordt begeleid.
De cognitief sterkere kinderen zijn A. en S. A. heeft een oogafwijking waardoor ze niet aan een gewoon tafeltje zit maar aan een bureau, met een speciale lamp en een computer, die ervoor zorgt dat de tekst uitvergroot wordt, zo hoeft A. niet naar speciaal onderwijs. A. is een heel slim meisje dat misschien aan 'handicap' heeft, maar dichtbij het denkniveau van mij in de buurt komt. Haar wordt ook uitdagend werk aangeboden en speciale oefeningen mag ze op de computer doen. Ook heeft ze pas een eigen klassenkrant ontworpen, echt gaaf.
S. is een jongen, waarvan je niet zo snel zou merken dat hij hoogbegaafd is. Hij gedraagt zich 'normaal', en heeft veel vrienden, sluit zich niet af van de rest, je zou eigenlijk verwachten dat hij volgens de normale leerlijn scoort. Wanneer je hier wel iets van merkt is wanneer je hem moeilijker werk geeft, hij heeft het bijna altijd goed, en werkt dan in een snel tempo. S, krijgt meer werk, en mag veel montessoriwerkjes van de bovenbouw uitproberen.
Sociaal zwakke kinderen.
Leerlingen die er het meest uitspringen zijn R. en L. R. heeft wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerken, en gaat hij zitten mokken. Ze zijn op dit moment bezig om een plan op te stellen voor R., eerder was nog niet mogelijk, omdat zijn ouders geen medewerking wilde verlenen.
L. is een eerlijke jongen die misschien soms iets te eerlijk is. Deze jongen heeft ADHD, en dat kan voor sommige kinderen een reden zijn om niet te willen samenwerken met hem. L. is het tijdens het 'spelen' erg actief en fantasierijk en dat vinden kinderen juist weer leuk.
Sociaal sterke kinderen
De kinderen die sociaal eruit springen zijn S. en H. S. is een sociale jongen, die graag vrienden om zich heen heeft. Hij gaat gemakkelijk een gesprek met iemand aan, en is totaal niet egoïstisch.
H. is een rustige, behulpzame jongen. Hij maakt zich niet snel druk, en droomt een beetje tijdens het werken. Dat hij sociaal sterk is, heb ik kunnen zien aan de sociogram die ik heb afgenomen. .Het verbaast me dat H. zo vaak gekozen is, omdat hij erg rustig is. En niet zo opvallend en aanwezig is als S. Maar je kunt wel merken dat het een hele lieve jongen is, die zeker is te vertrouwen.
Rollen in de klas
De kinderen zijn gewend om een sociaal volwassen gedrag te vertonen. De kinderen komen uit gezinnen waarbij ze normen en waarden worden aangeleerd, dit komt door de hoge sociale klasse, waarin de meeste ouders zich bevinden. Toch zie je rollen in de klas, iedereen kind is anders. Waar ik de rollen van de klas vandaan heb, is van de kanjertraining, hieronder te zien.
De sfeer in de klas is positief. Zowel de leerlingen als de leraar willen het liefst een docent met gezag, die tegelijkertijd vriendelijk, begripvol, tolerant en betrokken is. Interessant hierbij is het onderscheid tussen gedragscontrole en psychologische controle die Inge en Petra uitoefenen. Terwijl gedragscontrole de leerlingen ruimte biedt binnen duidelijke kaders, heeft psychologische controle (meer gericht op gehoorzaamheid) juist een negatief effect op de sfeer.
Schoolresultaten en plezier in het vak, zelfvertrouwen van leerlingen, inzet en motivatie zijn hoger wanneer leerlingen een zekere mate van gezag en emotionele nabijheid van hun docent ervaren. En dit verhoogt de sfeer in de klas. Ik heb een klimaatschaal gedaan in de klas, en hieruit blijkt dat het gedeelte over de leraar nauw verbonden is met het gedeelte over de klas.
Verschillen
Zoals ik juist al heb benoemd, is er een groot verschil bij de kinderen zowel cognitief als
sociaal/emotioneel. A. die al zover is met rekenen dat ze al werkjes van de middelbare school zit te maken, of S. die nog rekenwerkjes van groep drie maakt. Omdat de kinderen allemaal hun eigen weektaak/planning hebben, heeft de rest van de klas er totaal geen 'last' van.
Cognitief zwakke en sterke leerlingen
Er worden drie kinderen voor rekenen meegenomen door een onderwijsassistente, en zes kinderen voor taal. Dit is niet in de klas zelf, waardoor de andere kinderen niet gestoord worden. Ook wordt E. door een intern begeleider iedere week ongeveer drie uur begeleid met haar werk. H. zit op de rugzakzolder, dit wil zeggen dat iedere ochtend in alle rust met andere kinderen met een 'rugzakje' kleinschalig en gestructureerd wordt begeleid.
De cognitief sterkere kinderen zijn A. en S. A. heeft een oogafwijking waardoor ze niet aan een gewoon tafeltje zit maar aan een bureau, met een speciale lamp en een computer, die ervoor zorgt dat de tekst uitvergroot wordt, zo hoeft A. niet naar speciaal onderwijs. A. is een heel slim meisje dat misschien aan 'handicap' heeft, maar dichtbij het denkniveau van mij in de buurt komt. Haar wordt ook uitdagend werk aangeboden en speciale oefeningen mag ze op de computer doen. Ook heeft ze pas een eigen klassenkrant ontworpen, echt gaaf.
S. is een jongen, waarvan je niet zo snel zou merken dat hij hoogbegaafd is. Hij gedraagt zich 'normaal', en heeft veel vrienden, sluit zich niet af van de rest, je zou eigenlijk verwachten dat hij volgens de normale leerlijn scoort. Wanneer je hier wel iets van merkt is wanneer je hem moeilijker werk geeft, hij heeft het bijna altijd goed, en werkt dan in een snel tempo. S, krijgt meer werk, en mag veel montessoriwerkjes van de bovenbouw uitproberen.
Sociaal zwakke kinderen.
Leerlingen die er het meest uitspringen zijn R. en L. R. heeft wisselende buien, en als iets niet naar zijn zin gaat wil hij niet meer meewerken, en gaat hij zitten mokken. Ze zijn op dit moment bezig om een plan op te stellen voor R., eerder was nog niet mogelijk, omdat zijn ouders geen medewerking wilde verlenen.
L. is een eerlijke jongen die misschien soms iets te eerlijk is. Deze jongen heeft ADHD, en dat kan voor sommige kinderen een reden zijn om niet te willen samenwerken met hem. L. is het tijdens het 'spelen' erg actief en fantasierijk en dat vinden kinderen juist weer leuk.
Sociaal sterke kinderen
De kinderen die sociaal eruit springen zijn S. en H. S. is een sociale jongen, die graag vrienden om zich heen heeft. Hij gaat gemakkelijk een gesprek met iemand aan, en is totaal niet egoïstisch.
H. is een rustige, behulpzame jongen. Hij maakt zich niet snel druk, en droomt een beetje tijdens het werken. Dat hij sociaal sterk is, heb ik kunnen zien aan de sociogram die ik heb afgenomen. .Het verbaast me dat H. zo vaak gekozen is, omdat hij erg rustig is. En niet zo opvallend en aanwezig is als S. Maar je kunt wel merken dat het een hele lieve jongen is, die zeker is te vertrouwen.
Rollen in de klas
De kinderen zijn gewend om een sociaal volwassen gedrag te vertonen. De kinderen komen uit gezinnen waarbij ze normen en waarden worden aangeleerd, dit komt door de hoge sociale klasse, waarin de meeste ouders zich bevinden. Toch zie je rollen in de klas, iedereen kind is anders. Waar ik de rollen van de klas vandaan heb, is van de kanjertraining, hieronder te zien.
Het aapje van de klas is J. J is altijd druk en wil leuk gevonden geworden, en dit probeert hij door grapjes te maken. Wel is het zo dat hij dit niet op een vervelende manier tegen iemand doet. Hij houdt gewoon heel erg van grapjes maken, en dat de hele tijd. En dat hij dit de hele tijd, daar storen Petra en ik ons nog wel eens aan. Het konijn van de klas is het meisje L. L. durft niet zo veel te zeggen, maar ze wordt ook niet gepest. Ze is wat sociaal onzeker, en zou ook niet zomaar een willekeurige vraag van iemand beantwoorden. De pestvogel is de jongen L. Deze jongen pest niet, maar neemt wel de leidersrol. Hierdoor kan L. soms best bot uit de hoek komen, en neemt hier het aapje J. in mee.
De kanjers van de klas die er echt uitspringen, zijn ook toevallig de kinderen die bij de sociogram het vaakst positief zijn gekozen. Dit waren de jongen He. en St. Deze jongens zijn sociaal, betrekken ieder kind, maken op zijn tijd een grapje en zijn bovendien niet gemeen.
Verantwoording
Ik heb een sociogram laten afnemen in mijn klas, om de groepjes in de klas duidelijker te krijgen voor mezelf. Een sociogram maakt mogelijk om sociale verbindingen en relaties die in een groep, klas of team spelen zichtbaar te maken. Heldere rapportages op basis van het Sociogram geven de totale groepscohesie en onderlinge aantrekking en afstoting tussen groepsleden weer. Hier heb ik veel aan gehad bij het kopje 'groepjes'.
Ook heb ik observaties gedaan, twee keer een half uur kijken in de klas met een aantekenblokje, en twee keer een half uur kijken terwijl ze aan het buiten spelen waren met een aantekenblokje. Ik ben blij dat ik dit heb gedaan, omdat sommige kinderen zich heel anders gedragen in als buiten de klas. En de vorming van de groepjes is ook weer anders, als ze aan het spelen zijn. De observaties heb ik best gebruikt voor het bepalen van de sfeer. Maar over het algemeen waren de observaties op zich zelf al heel nuttig en interessant.
Het leerlingvolgsysteem en de klassenmap heb ik gebruikt na het afnemen van de sociogram en de observaties. Waar ligt het aan dat die ene jongen niet zo vaak gekozen is?: dit heb ik door middel van het leerlingvolgsysteem gedaan, is er iets thuis aan de hand bij het kind?, hoe ging het vorig jaar in de klas?, welke instrumenten hebben andere gebruikt om het kind te volgen? Door deze middelen ben ik dus meer te weten gekomen over het kind als individu in de klas.
Door de kanjertraining heb ik geleerd welke rollen er zijn in een groep. Petra houdt een duidelijk verslag bij van elke kanjertraining, soms viel er een kind op, of wie valt er nou eigenlijk nooit op?, en houden we die wel goed in de gaten. Door de theorie van de kanjertraining heb ik dus de rollen van de leerlingen in de klas kunnen bepalen.
De klassenklimaattest heb ik ook laten doen in mijn stageklas. Bij deze test heb je een algemeen gedeelte over de klas, en een gedeelte over de leraar. Het gedeelte over de leraar heb ik de kinderen laten invullen over mij, zodat ik gelijk een goede reflectie had.
Dit heb ik als allerlaatste gedaan, zodat ik een nog specifieker beeld kreeg van de groep.
Er kwam uit dat de kinderen met een goed gevoel naar school gingen. Bij de stelling : ik vind mijn klas leuk, heeft geen een kind ingevuld nooit of soms. Alle kinderen hebben regelmatig of vaak ingevuld. Ook vragen zoals: ik wordt buiten schooltijd lastig gevallen of er zijn leerlingen in deze klas die elkaar uitschelden wordt door geen een kind een ander antwoord ingevuld als (bijna) nooit.
Bij het gedeelte over de leraar, in dit geval over mij scoort het ook goed. En daar ben ik echt trots op, dat de kinderen het fijn vinden om mij voor de klas te hebben staan.
Bij vragen zoals: Ik vind deze leraar aardig, heeft geen een kind ingevuld nooit of soms, iedereen heeft regelmatig of vaak. En een stelling als: deze leraar heeft belangstelling voor de leerlingen scoort ook hoog, en dat vind ik heel belangrijk. Ieder kind in de klas moet gezien worden, en ook weten dat het gezien wordt.
Kanttekeningen
Punten waar je op moet letten bij deze verschillende instrumenten zijn:
- subjectiviteit: je moet zorgen dat je bijvoorbeeld observaties zo objectief mogelijk maakt, dit doe je door niet je gevoel te laten spreken, maar je verstand. Wat doet het kind? Wie speelt met wie? In plaats van dat je opschrijft G. vind A. niet aardig.
- globaliteit : dit heb ik vooral gemerkt bij de kanjertraining. Je hebt vier rollen waarbij je kinderen kan indelen. Maar Petra en ik zijn het erover eens dat je van alle rollen een beetje hebt, en eentje misschien iets overheersender is. Als je bijvoorbeeld iemand indeelt bij het aapje, wil het niet zeggen dat dit kind alle eigenschappen van 'het aapje' bevat.
De kanjers van de klas die er echt uitspringen, zijn ook toevallig de kinderen die bij de sociogram het vaakst positief zijn gekozen. Dit waren de jongen He. en St. Deze jongens zijn sociaal, betrekken ieder kind, maken op zijn tijd een grapje en zijn bovendien niet gemeen.
Verantwoording
Ik heb een sociogram laten afnemen in mijn klas, om de groepjes in de klas duidelijker te krijgen voor mezelf. Een sociogram maakt mogelijk om sociale verbindingen en relaties die in een groep, klas of team spelen zichtbaar te maken. Heldere rapportages op basis van het Sociogram geven de totale groepscohesie en onderlinge aantrekking en afstoting tussen groepsleden weer. Hier heb ik veel aan gehad bij het kopje 'groepjes'.
Ook heb ik observaties gedaan, twee keer een half uur kijken in de klas met een aantekenblokje, en twee keer een half uur kijken terwijl ze aan het buiten spelen waren met een aantekenblokje. Ik ben blij dat ik dit heb gedaan, omdat sommige kinderen zich heel anders gedragen in als buiten de klas. En de vorming van de groepjes is ook weer anders, als ze aan het spelen zijn. De observaties heb ik best gebruikt voor het bepalen van de sfeer. Maar over het algemeen waren de observaties op zich zelf al heel nuttig en interessant.
Het leerlingvolgsysteem en de klassenmap heb ik gebruikt na het afnemen van de sociogram en de observaties. Waar ligt het aan dat die ene jongen niet zo vaak gekozen is?: dit heb ik door middel van het leerlingvolgsysteem gedaan, is er iets thuis aan de hand bij het kind?, hoe ging het vorig jaar in de klas?, welke instrumenten hebben andere gebruikt om het kind te volgen? Door deze middelen ben ik dus meer te weten gekomen over het kind als individu in de klas.
Door de kanjertraining heb ik geleerd welke rollen er zijn in een groep. Petra houdt een duidelijk verslag bij van elke kanjertraining, soms viel er een kind op, of wie valt er nou eigenlijk nooit op?, en houden we die wel goed in de gaten. Door de theorie van de kanjertraining heb ik dus de rollen van de leerlingen in de klas kunnen bepalen.
De klassenklimaattest heb ik ook laten doen in mijn stageklas. Bij deze test heb je een algemeen gedeelte over de klas, en een gedeelte over de leraar. Het gedeelte over de leraar heb ik de kinderen laten invullen over mij, zodat ik gelijk een goede reflectie had.
Dit heb ik als allerlaatste gedaan, zodat ik een nog specifieker beeld kreeg van de groep.
Er kwam uit dat de kinderen met een goed gevoel naar school gingen. Bij de stelling : ik vind mijn klas leuk, heeft geen een kind ingevuld nooit of soms. Alle kinderen hebben regelmatig of vaak ingevuld. Ook vragen zoals: ik wordt buiten schooltijd lastig gevallen of er zijn leerlingen in deze klas die elkaar uitschelden wordt door geen een kind een ander antwoord ingevuld als (bijna) nooit.
Bij het gedeelte over de leraar, in dit geval over mij scoort het ook goed. En daar ben ik echt trots op, dat de kinderen het fijn vinden om mij voor de klas te hebben staan.
Bij vragen zoals: Ik vind deze leraar aardig, heeft geen een kind ingevuld nooit of soms, iedereen heeft regelmatig of vaak. En een stelling als: deze leraar heeft belangstelling voor de leerlingen scoort ook hoog, en dat vind ik heel belangrijk. Ieder kind in de klas moet gezien worden, en ook weten dat het gezien wordt.
Kanttekeningen
Punten waar je op moet letten bij deze verschillende instrumenten zijn:
- subjectiviteit: je moet zorgen dat je bijvoorbeeld observaties zo objectief mogelijk maakt, dit doe je door niet je gevoel te laten spreken, maar je verstand. Wat doet het kind? Wie speelt met wie? In plaats van dat je opschrijft G. vind A. niet aardig.
- globaliteit : dit heb ik vooral gemerkt bij de kanjertraining. Je hebt vier rollen waarbij je kinderen kan indelen. Maar Petra en ik zijn het erover eens dat je van alle rollen een beetje hebt, en eentje misschien iets overheersender is. Als je bijvoorbeeld iemand indeelt bij het aapje, wil het niet zeggen dat dit kind alle eigenschappen van 'het aapje' bevat.